De Mas de Bouvet en Camargue ligt net op de rand van het natuurgebied en dateert van de 16de eeuw. We ontbijten in de grote eetruimte in het hoofdgebouw.
De inrichting ademt Camargue met foto’s van jonge ruiters, uitgestalde zadels en schilderijen van het moeraslandschap.
Centraal staat een grote tafel waar al twee andere gasten aan het eten zijn. Het jonge koppel knikt voorzichtig goeiedag wanneer we hen een goedemorgen wensen.
Opnieuw is het beleg naar onze normen sober: veel confituur en vers fruit, yoghurt en gelukkig ook kleine geitenkaasjes die bijzonder goed combineren met de confituur van braambessen. Elisabeth brengt ons een verse espresso. Onze dag kan niet meer stuk. Als een volwaardige ambassadrice van de Camargue promoot ze ook het appelsap uit de buurt en als topgastvrouw vraagt ze ons of we graag versgeperst fruitsap willen, want dan perst ze dat wel even.
Het koppel aan de andere kant van de tafel is bijzonder timide en praat met een fluisterstem in korte, onverstaanbare klanken.
Wij plannen ondertussen onze dag. Eerst trekken we naar het vogelpark waar Elisabeth gisteren zo laaiend over was, dan zetten we koers naar Fournes voor ons eerste wijndomein en dan trekken we verder via Tavel naar Chateauneuf-du-Pape.
De jongeman knikt voorzichtig wanneer hij de tafel verlaat, zijn even jonge partner komt niet verder dan verlegen naar de grond kijken en oogcontact vermijden. Vreemd.
Hij loopt naar de keuken waar Elisabeth nog twee espresso’s fabriceert en vraagt of hij niet even moet helpen afruimen. Elisabeth wuift zijn gulle gebaar weg met de woorden ‘that’s my job’. Even later komt hij opnieuw de keuken in gelopen om op te biechten dat ze een fles water hadden genomen uit de koelkast van het overdekte salon. Opnieuw reageert de gastvrouw hartelijk door te zeggen dat de waterflessen sowieso gratis zijn.
Met een brede glimlach komt ze naar ons toe, twee espresso’s in de hand.
“Het zijn Russen. Schattig, hè.”
‘Schattig’ is een manier om hun gedrag te typeren, ‘onderdanig’ is een andere. Ik kan me inbeelden dat in het land van Poetin niet altijd zo hartelijk wordt gereageerd en dat zelfs nog maar een vermoeden van diefstal hardhandig wordt aangepakt.
Bon, ook wij rekenen af en rijden opnieuw richting kust. Net voor Les Saintes-Maries is er aan de linkerkant van de weg een Parc ornithologique.
Ik ben niet echt zo’n dierenmens, toch niet als het over huisdieren gaat. Dat weet ondertussen iedereen wel, denk ik. Als ze vrij in de natuur rondlopen of -fladderen heb ik er veel minder een probleem mee.
We gaan dus vogels spotten in een vogelpark. Voor mij een compleet nieuwe ervaring. Flamingo’s herken ik, een reiger ook, maar dan zijn we er wel, denk ik.
Voor iedereen die ornithologisch even slecht op de hoogte is als ik staan er aan de ingang van het park uitlegborden met foto’s van de beestjes, hun naam in het Nederlands, een uitgebreide beschrijving in het Frans. Enfin, genoeg om goed geïnformeerd het park binnen te stappen. En daar … kom ik niet verder dan de flamingo en de reiger.
Ik sense dat soort informatie niet, waarschijnlijk omdat het me niet boeit. ‘Zonde van dit soort info op te slaan, zelfs in je kortetermijngeheugen’ lijken mijn hersenen op zo’n moment als signaal uit te sturen, waardoor mijn zintuigen in hangmat-stand gaan. Waarom zouden wij ons best doen als er daarboven toch niks mee gebeurt?
Hetzelfde met kleren en de vraag ‘heb je gezien wat die aanhad?’
Het lukt me nooit, werkelijk nooit, om nog maar in de buurt te komen van een correcte beschrijving van de vestimentaire realiteit.
Enfin, ik hou het gewoon bij beestjes kijken en genieten van de omgeving. En die is op zich al indrukwekkend genoeg.
Via degelijk uitgeruste wandelpaden wandel je 7 kilometer van het ene biotoop naar het andere. Er zijn duidelijk onderscheiden zones in het park, die je makkelijk herkent aan de infoborden naast de wandelpaden. En inderdaad, de beesten in het wild zien er in elke zone net zo uit als de vogels op de foto’s op de borden.
Maar op zich is het toch wel gek dat in een wildpark, waar er geen netten of kooien zijn, de verschillende vogelmerken zo honkvast aan hun plekje vast hangen. Hangvogels, zeg maar.
Op zich ook wel fijn voor de mensen van het vogelpark. Zo moeten ze niet elke ochtend de infoborden op een andere plek het moeras in heien.
Qua drukte valt het nog redelijk mee vanochtend. Op enkele obligate schoolgroepen na lopen er vooral mannen met camera’s rond. Geen buideltasmodelletjes, maar heuse telescopen zeulen ze mee, al dan niet samen met statieven in camouflagekleuren. Desert storm lijkt even heel dichtbij.
Maar goed, een mens moet doen en vooral laten wat hij zelf wil. Terwijl zij verder bird watchen, rijden we terug naar Les Sainte-Maries voor de lunch.
Die nemen we in Le Belvédère. Omdat de brasserie zich op de eerste verdieping bevindt en een buitenterras heeft, heb je een fantastisch zicht op de zee en het strand, maar ook op de onfortuinlijke chauffeurs die proberen te parkeren op de smalle parkeerstroken aan de bochtige weg naast de dijk.
Le Belvédère is een doe-het-zelf-brasserie. Water en wijn moet je zelf uitschenken, de steak tartare moet je zelf mengen.
We trekken het ons niet aan, we genieten volop. De zachte zeebries tempert de pittige zon. Zomerdagen van Bart Peeters moet op een dag als vandaag geschreven zijn, misschien wel op het buitenterras van Le Belvédère.
Maar er moet natuurlijk ook nog gewerkt worden. Onze reis is en blijft natuurlijk een wijntrip: wijn degusteren en bunkeren voor de komende maanden en zelfs jaren, want voor je het weet is het zo weer oorlog.
Hiervoor trekken we terug naar het noorden, meer bepaald naar Fournes.
Gelukkig gaat de route landinwaarts een stuk vlotter dan gisteravond. En ook de péages zorgen nergens voor enig oponthoud. We zijn sinds deze reis de trotse eigenaars van een Télépéage-bakje, waarmee de slagbomen fluks openzwieren zodra je ze nadert. Ook het aanschuiven duurt minder lang in de oranje aanrijbanen van de ‘Réservé Télépéage’. De afrekening gebeurt automatisch en je betaalt alleen een maandelijkse servicekost voor de maanden dat je effectief gebruik maakt van het bakje. Een must have voor elke francofiel, en dus zeker ook voor uw dienaar.
We weten al op voorhand dat onze eerste stop bingo zal zijn. Le Clos des Lumières is een klein domein in Fournes en ondertussen een vaste halte op wijntrips.
Het ‘stinkboerke’ heeft wijnen voor ieders meug die bovendien spotgoedkoop zijn. Een lekkere Viognier of een sublieme Rosé Grenache voor 3,9 euro, daar kun je niet voor sukkelen en al zeker niet wanneer bevriende wijnkenners de wijnen meer dan het dubbel inschatten qua prijs.
De zoon van het stinkboerke schenkt de eerste twee wijnen in en draagt de goede zorgen van de tasting daarna over aan zijn vrouw. Voor ons, habitués, geen probleem, maar hopelijk doet hij dat niet te vaak. Zet haar op de parking van de Hubo met kuisproducten voor auto’s en op het einde van de dag heeft ze nog exact evenveel bussen smerig ruikende wax in haar dozen zitten. Ze neemt geen initiatief, is bijzonder karig met info en zou sowieso een podiumplek halen op de Concours de Timidité van de zuidelijke Rhône.
Gelukkig kunnen we zelf een beetje lezen en werd er in het verleden geïnvesteerd in een overzichtsfolder met alle wijnen en hun foodpairingsopties. De actuele prijslijst heeft de vrouw des huizes niet in een extra exemplaar in haar mapje zitten, dus schrijven we de prijzen van een met wijndruppels besmeurde lijst over op de folder. Hier is in de verkoop duidelijk nog groeipotentieel.
Voor ons maakt het allemaal weinig uit. We kruisen de wijnen aan die we broodnodig hebben en rekenen af. De eerste 12 dozen gaan de koffer in.
Om wijntrips een beetje spannend te houden, steken we er elk jaar ook enkele nieuwe adresjes tussen, zoals Domaine Maby in Tavel.
Een man komt naar ons toe op de parking om ons welkom te heten. We vertellen dat we bezig zijn met een wijntrip en dat we graag ook zijn wijnen willen degusteren. Als volleerde portier in een klasse hotel opent hij de deuren op weg naar de degustatieruimte. Hij was druk in de weer, maar maakt duidelijk graag tijd om mensen wegwijs te maken in het aanbod van het domein.
Passioneel vertelt hij over de geschiedenis van het domein en over de Tavel, een donkerkleurige rosé die lang trendsetter was, maar de laatste jaren te lijden heeft onder de modegrill om roséwijnen gris te maken.
“Zo’n bleke wijn heeft amper smaak. Het beste wordt eruit gehaald. Proef deze eens!”
Hij giet een donkerkleurige Tavel in het glas. Wat een bom.
Even later laat hij een gris proeven, een van eigen makelij volgens de regels van de kunst en om te kunnen voldoen aan de groter wordende vraag naar bleke rosés. De smaak is inderdaad niet te vergelijken.
Dat ze op het domein niet vies zijn van een experimentje meer of minder blijkt onmiddellijk daarna wanneer hij ons een rosé inschenkt die in nieuwe eikenvaten tot rust mocht komen. Heerlijk gewoon!
We kopen meer dan we ons hadden voorgenomen, maar weten dat we er geen seconde spijt van zullen hebben.
Als overvallers na een geslaagde bankoverval rijden we met een brede glimlach verder naar Chateauneuf-du-Pape. Daar ligt onze derde B&B.
Bram, onze vaste Waze-stem, stuurt ons op drie kilometer van onze bestemming naar rechts, weg van de baan naar Chateauneuf. We komen op een zandweg.
“Over 500 meter links afslaan.”
Ok, hij zal wel weten wat hij doet. We rijden verder en slaan 500 meter verder links af.
De weg wordt steeds grilliger en hobbeliger. Waar in het begin er nog een weids uitzicht was, komen er steeds meer bomen aan beide kanten van de weg naarmate we verder rijden. De weg wordt smaller tot we op een bepaald moment niet meer verder kunnen.
De auto ziet er door het opwaaiende stof uit als een Boule de Berlin.
We keren om en zoeken het zelf dan maar uit. Even later rijden we op de indrukwekkende oprijlaan van Espace de l’hers, een oud wijndomein met een monumentaal gebouw dat geschiedenis uitstraalt.
Het oudste deel met meters brede steunberen stamt uit de 13de eeuw. De ‘nieuwbouw’ waar wij onze luxueuze kamer hebben dateert van de 18de eeuw.
De man des huizes komt ons persoonlijk intrede doen. Hij draagt onze reistas zelfs naar boven. Galante man.
Onze kamer is majestueus en de aanpalende balzaal blijkt onze badkamer te zijn.
We hebben zicht op de wijngaarden en op de donjon van het chateau van Chateauneuf die in 1319 werd gebouwd, enkele decennia dus na de bouw van ons verblijf voor 3 dagen.
In de middeleeuwen werd er tol geheven op de Rhône. Aan beide kanten van de rivier stonden kastelen, het ene inde de tol stroomopwaarts, het andere stroomafwaarts. Het domein waar we nu verblijven, is een verlengde van het chateau aan deze oever van de rivier.
Allemaal goed om weten natuurlijk, maar van al dat proeven krijgt een mens natuurlijk honger.
We schuiven onze voeten onder een terrastafel van La Mule du Pape, een centraal gelegen brasserie in Chateauneuf, en gaan voor een aperitiefbordje to share met de betere charcuterie en kazen, olijven en croutons.
Ook de lekker sappige burger en de risotto met Sint-Jacobsvruchten vallen serieus in de smaak.
Minstens even smakelijk om zien, of nog beter ‘om horen’ is het Hollandse koppel naast ons.
Een schriele, grijze man en een volumineuze vrouw met kort zwartgeverfd haar. Ze draagt een zwart kleed met fel gekleurde vlakken en lange kettingen met opzichtige voorwerpen die een ander mens op een kast zou zetten of zo.
Alle tijd die we doorbrengen op het terras is ze aan het woord. Ze ratelt maar door en stelt geregeld de retorische tussenvraag ‘weet je?’ om haar partner die er al die tijd voor spek en bonen bij zit een zweem van dialoog voor te houden. Op een antwoord wacht ze niet, ze stormt rustig verder.
Via mijn collega-uitgever Jan Anton leerde ik het typetje Loes kennen. Wel Loes zat vanavond naast ons, niet de echte, maar wel een wreed goeie imitatie.
Wanneer de serveuse na een uur ongerust aan hun tafel poolshoogte komt nemen, ziet ze de burger van Loes quasi onaangeroerd. Het bordje van de man is leeg, netjes schoon geveegd met een stukje brood.
(3 juni 2019)
Geef een reactie