De wijntrip van dit jaar is behoorlijk avontuurlijk, toch zeker het eerste deel. We trekken naar een regio die voor ons op wijnvlak compleet onbekend is: de Gascogne. De wijnen die er gemaakt worden, vind je amper in Belgische wijnzaken. Deze week gaan we na of het over een loutere vergetelheid gaat van de eigenaars van deze wijnzaken of dat de wijn bewust uit de rekken wordt geweerd wegens niet te zuipen.
In tegenstelling tot voorgaande jaren hebben we vooraf geen tastings op wijndomeinen vastgelegd. Een longlist hebben we wel, maar we gaan het laten afhangen van het moment zelf hoeveel domeinen we zullen aandoen en óf we er nog zullen aandoen.
Want stel dat de wijn echt niet te hachelen is. Dan gaan we onszelf niet zelfkastijdingsgewijs vinologisch geselen door domein na domein te bezoeken om spul te bunkeren waarvan ons armhaar stijf rechtop gaat staan iedere keer we thuis een flesje ontkurken.
Een plan B, what to do when all the wines taste like shit, hebben we niet. Ook dat zien we wel als het probleem zich stelt.
De enige voorbereiding die we gedaan hebben, is het boeken van drie overnachtingsadressen en het voorzien in een smakelijke lunch voor de heenrit.
Omdat Belinda tot gisteren moest werken, bood ik aan me over de lunch te ontfermen. Dat gaat dankzij corona trouwens bijzonder makkelijk. Een van onze favoriete restaurants heeft sinds kort een kleiner broertje: Mercat. Je kunt er lunchen, maar Thari en Lawrence doen ook aan afhaal. Dat kan zowel ‘live’ in de zaak als in de ‘mercatomaat’, een automaat met superlekkere gerechten voor meerwaardezoekers die geen zin hebben in zelf kokkerellen. En heel wat gerechten kun je ook prima meenemen als je op reis gaat.
Op een slordige honderd kilometer voor Limoges halen we de burrata en de Thai beef salade uit de koeltas. De achterkant van het tankstation op de Aire des Mille Etangs oogt niet bepaald uitnodigend, maar dat zijn de gerechten gelukkig wel. Bij de eerste hap verandert de wiebelige picknickbank als bij wonder in een gezellige lunchplek.



De andere reizigers, die met de boterhammen in zilverpapier, laten hun afgunst niet blijken. Waarschijnlijk omdat ze niet kunnen zien wat er precies in onze driesterrendoosjes zit.
Het is meer een blik vol verwondering die ik bij hen opmerk. Al zou die ook te maken kunnen hebben met mijn culinaire imitatie van de restaurantscène uit When Harry met Sally die zelfs de vogels in de lichtreclame van het tankstation jaagt.
De A20, de autostrade die we volgen richting Toulouse, is een zaligheid om over te rijden. Heel anders dan de A6, beter bekend als de Autoroute du Soleil. Daar word je wagenziek van het voortdurend schakelen van 130 naar 110 en terug en stikt het van de trajectcontroles.
Op de A20 niets van dat. De snelheid is er gewoon 130 en vertragen naar 110 of minder is niet nodig omdat er quasi niets is om voor te vertragen. Alleen een stad als Limoges of Brive-la-Gaillarde zorgt ervoor dat je de cruise control even moet uitschakelen. Alleen daar zie je een beetje industrie en de obligate goedkope hotelketens naast de weg. Voor de rest zijn er alleen maar groene weilanden, akkers en bossen.
Vroeger dan verwacht arriveren we in Toulouse. Onze uitvalsbasis voor de komende dagen. We boekten een Odalys-hotelletje net buiten de historische kern.
We hebben vooraf een parkeerplaats gereserveerd. Die blijkt in een ondergrondse garage te liggen die ontworpen werd voor kleine brommobiels en niet voor wijntransportvoertuigen als een A6: de rijweg op -1 is veel te smal, net als de parkeervakken zelf. Het vraagt dan ook heel wat geschoenlepel om de auto in een parkeervak te wringen.
Wanneer hij uiteindelijk op z’n plek staat, vinden we het meer dan tijd voor een apero. Daarvoor trekken we naar het historische hart van “La ville rose” die haar naam dankt aan de miljoenen bakstenen die er nodig waren om de stad te bouwen zoals ze nu is. Vroeger was baksteen een product dat alleen was voorbehouden voor de rijken en de adelen. In de middeleeuwen waren de meeste gewone huizen van hout.
Toulouse is een architecturaal openluchtmuseum met goed onderhouden gebouwen uit alle mogelijke periodes. De oude herenhuizen met gietijzeren balustrades steken er wat mij betreft boven uit. We struinen door de stad op zoek naar een schaduwrijk terras, want de zon is stevig van de partij.


Alle terrassen zitten overvol. Het is wachten tot er mensen doorgaan voor we zelf ergens kunnen gaan zitten. De knaldrang na corona is duidelijk groot, net als onze dorst.
Gelukkig zitten we even later dan toch aan een pina colada en een mojito te nippen op een van de vele terrassen vlakbij de Garonne.
Eten doen we twee huisnummers verder in Les 4 Z’arts, een artistieke eettent.
De opvallend getatoeëerde garçon die ons een tafel toewijst, lijkt op Nicolas Decloedt, de groentechef op Njam Tv die op zijn beurt veel weg heeft van de gemiddelde barista: funky bril, dot op z’n kop en een strak getrimde baard.
De muren en het plafond zijn bedekt met honderden kringloopwinkelspullen die creatief onder handen zijn genomen: keukengerei, Playmobilventjes, kadertjes, noem maar op. Ook het eetgerei lijkt uit een tweedehandszaak te komen, want geen enkel wijnglas is hetzelfde.
Rond kijken in de zaak en alles tot ons nemen is een avondvullend programma. De garçons zelf houden het na een klein uurtje al voor bekeken. Hard genoeg gewerkt, zie je ze denken, toch voor deze shift.
Terwijl wij van ons hoofdgerecht genieten en de garçons van een sigaret op de reling met uitzicht op de Garonne, komen de gasten van de tweede shift mondjesmaat binnen. Het is voorbij half 10 en alles gebeurt à l’aise.
We genieten van onze risotto met gamba’s en steak tartaar en beseffen dat we weer in dat stukje wereld terecht gekomen zijn waar niets moet en tijd relatief is.
(28 mei 2022)
Geef een reactie