“Jullie zijn nu echt altijd met vakantie.”
Freddy, onze tuinman, nipte van een Duvel in onze lounge, terwijl hij trots naar de getrimde hagen en struiken keek.
De Dacia met dakkoffer die zijn zicht op de tuin deels blokkeerde, bracht hem op de boude uitspraak die we eerst met klem probeerden te ontkennen: we waren dit jaar immers alleen nog maar op wijntrip geweest en op champagneweekend (maar ja, dat is in het weekend, susten we nog).
Tot we iets meer bedenktijd namen. Er was natuurlijk ook de wandelvakantie in Ierland, en verderop dit jaar nog een korte wijntrip in Duitsland en een midweek Ardennen. Tja, als je alles bij elkaar telt, zijn we inderdaad wel veel van huis. Ongeveer een maand op twaalf.
Belinda’s werkrooster laat het toe, ik kan m’n uren zelf regelen, we moeten er geen boterham minder door eten … waarom zouden we het niet doen?
Als ik alle uren dat ik ooit gewerkt heb, zou verrekenen naar werkdagen van 8 uur, zou ik nu bijna pensioengerechtigd zijn. Ik heb echter meer dan ooit plezier in wat ik nu doe en mag doen, en hard werken hoort daar ook bij.
Projecten die muurvast zitten, recht trekken. Nieuwe concepten bedenken en uitwerken. Samenwerken met topmensen, in Vlaanderen en in Nederland. En sinds kort ook als fractieleider dossiers doorspitten samen met een fantastisch partijbestuur en het tij proberen te keren.
Zonder dat ik het goed en wel zal beseffen, zal ik effectief pensioengerechtigd zijn.
En wat dan? Het zwarte gat?
Daar geloof ik eerlijk gezegd niks van. Ik zal altijd iets vinden dat naar mijn normen nuttig en plezant genoeg is om mee bezig te zijn.
Maar hoelang zal ‘altijd’ voor mij persoonlijk duren?
Word ik 70? 90? Of gaat mijn pijp veel eerder uit en haal ik zelfs mijn pensioen niet eens?
Jammer genoeg kan ik al meer dan twee handen vullen met vrienden, kennissen, klasgenoten en collega’s die er nog altijd hadden moeten zijn, maar veel te vroeg op non actief werden gezet. De pijnlijke oneerlijkheid en ongrijpbaarheid van het leven.
Tweeduizend jaar geleden kende Horatius het antwoord al.
“Wees wijs, klaar de wijn en zet je toekomstdroom af tegen de korte tijd die je gegeven is. Terwijl wij praten is de jaloerse tijd al gevlogen: pluk de dag en reken zo min mogelijk op morgen.”
Carpe diem, dus.
Twee duizend jaar later klinkt het beter als het uit de mond van André Hazes junior komt.
“Leef, alsof het je laatste dag is.
Leef, alsof de morgen niet bestaat.
Leef, alsof het nooit echt af is.
Leef, pak alles wat je kan.”
Ik zou het niet beter kunnen verwoorden. Als ik ooit de pijp uit ga en er komt een afscheidsdienst in de kerk van Halle, weet dan dat André door de luidsprekers zal schallen met dit slotbetoog.
Uitstel is afstel. Morgen kan het immers gedaan zijn. Of het nu komt door een vreselijke ziekte, een stom ongeluk of een president die op de verkeerde knoppen drukt.
Hard werken dus en plezier hebben aan wat je doet, maar ook genieten en liefst elke dag. En al zeker tijdens de vakantie.
Die vakantie start op een pikzwarte zaterdag.
De route vanuit België naar Parijs en verder door naar Bordeaux en de Spaanse grens staat net als bijna de volledige Autoroute du Soleil dieprood ingekleurd op de kaart van Frankrijk.
De onheilstijdingen van de verkeersprofeten proberen de honderdduizenden toeristen op weg naar het zuiden op andere gedachten te brengen. “Vertrek een dag op voorhand, of heel laat op de dag of nog beter: niet.”
We zullen vandaag de vier ruiters van de Apocalyps tegenkomen, ergens in een eindeloze file. Tenminste, als we de file-voorlezers moeten geloven.
Dat we Parijs best vermijden vandaag, daar waren we ook zonder hen wel achtergekomen. Is het niet omdat de périphérique de godganse dag potdicht zal zitten, dan is het wel om de loodvergiftiging die we dreigen op te lopen nadat 400 ton lood zich kilometers ver heeft verspreid na de brand in de Notre Dame vier maanden geleden.
Het is zes uur in de vroege ochtend. We besluiten richting Troyes te rijden en dan via Orleans en Limoges naar het zuiden. Bram, onze Waze-stem, is het niet met me eens en geeft bij vertrek nog steeds een bijzonder optimistische route aan, los door Parijs.
Hoewel ik Waze niet vertrouw richting Parijs, mag Bram ons wel richting Troyes navigeren.
Hij stuurt ons via Marcinelle en Philippeville richting Frankrijk. Het aantal bordjes met ‘Route dégradée’ is onderweg nauwelijks te tellen. Toch voor we de grens over steken. Vanaf dan glijdt de Dacia over de snelwegen als een Gilette over een pas geschoren kin.
Ik stel de cruise controle in op 132. Op heel het traject richting de Cahors hebben we geen seconde vertraging, op een weinig noemenswaardig oponthoud in Donzenac na. De stervelingen die blind hun Waze vertrouwden en via Parijs waren gereden hadden liefst 6 uur vertraging aan hun broek op de A10 met enorme vertragingen in Parijs.
Op de achterbanken van de Dacia blijft het ondertussen stil. En dat met 5 tieners aan boord. Hun oortjes sluiten hen af van de bewoonde wereld. Iets wat ons soms stoort tijdens het jaar, maar nu genieten we ervan. Zelden zo chill door Frankrijk gereden. Rune en Lars kijken samen het volledige tweede seizoen van Stranger Things uit op weg naar Villeneuve-sur-Lot. En ook de anderen zitten elk in hun eigen wereld.
Robbe kijkt verwonderd op als we stoppen voor de automatische poort van ons vakantieverblijf. “Ah, zijn we er al?”
Het is nog even wachten op de Engelstalige dame die ons zal rondleiden. De eigenaars zijn er tijdens de zomervakantie zelf niet, ze besteden het ontvangst, de calamiteiten en de opkuis volledig uit.
De rondleiding duurt gelukkig niet lang en had eigenlijk zelfs nog een stuk korter gekund. “Hier is het zwembad” is niet direct een nuttige boodschap als je uitkijkt op een zwemkom van zo’n 50 m².
Nu ja, zo kunnen we sneller op zoek naar een restaurantje in de buurt. Dankzij TripAdvisor belanden we in Casa Pietro in Villeneuve-sur-Lot.
Omdat we niet wisten wanneer we precies zouden aankomen aan de gite, hadden we niet gereserveerd. De enige grote tafel op het terras blijkt gereserveerd, dus zit er niks anders op dan binnen te eten. Anderzijds bieden de grote ventilators aan het plafond de nodige verkoeling op deze bloedhete dag. De warmte plakt tegen de gevel en hangt zwaar in de straten.
De serveuses mogen het hebben op zo’n tropische dag. Ze zijn onderbemand en kunnen de vragen van de klanten en de stroom aan gerechten die uit de keuken komt amper aan.
Iedere keer ze aan tafel komen, zetten ze nieuwe flessen water op tafel die iedere keer als ze terugkomen helemaal leeg zijn.
Op onze cocktails is het redelijk lang wachten en op het moment dat ze op tafel worden gezet, blijkt ook ons eten klaar te zijn. We slurpen onze Mojito ad fundum leeg, want in tegenstelling tot de fles Simera Bianco past de smaak van de rumcocktail voor geen meter bij de Fettuccine Sint-Jacques.
De kinderen gaan voor lasagne, spaghetti en voor pizza’s die bereid worden in een houtgestookte oven. De pizzabakker van dienst schijnt weinig moeite te hebben met het warme weer en bakt ook nog even wat afhaalpizza’s af. De pizza’s vliegen echt de keuken uit. Respect.
Bij thuiskomst duiken de kids het zwembad in.
Wij zetten ons op het hoger gelegen terras, maar vinden nergens een schakelaar om de buitenverlichting aan te doen. Een berichtje naar de Engelse calamiteitendame wordt onmiddellijk beantwoord met het excuus dat de buitenverlichting jammer genoeg niet meer werkt.
Dan maar wat kaarsen bijeen zoeken in de gite. Ook gezellig. Morgen zoeken we wel een structurele oplossing. No stress.
De sterrenhemel in dit stukje Frankrijk lijkt veel rijker dan de onze. En zeker in deze periode van het jaar.
Verschillende vallende sterren flitsen geruisloos voorbij in een zee van stilte.
(3 augustus 2019)
Geef een reactie