Barbezeuil, de naam van het dorpje klinkt als een chanson van Aznavour. De ochtendmarkt op dinsdag houdt iedereen weg van de grote supermarktketens. We proberen niet te drummen in de massa om onze ogen de kost te geven. Hier gebeurt het: scharenslijpers met een indrukwekkend arsenaal keukenwapentuig, visverkopers die de kop van een zwaardvis in hun kraam hebben liggen en hoedenverkopers die alleen al door hun aanwezigheid de zomerse temperaturen met vijf graden laten stijgen.
Al meer dan een week loop ik zonder zomerhoed rond in Frankrijk, simpelweg omdat ik hem in allerijl vergeten ben toen we vertrokken. De komende dagen voorspelt Dominique (die blijkbaar ook weerkundige talentjes heeft) temperaturen tegen en zelfs boven de 30 graden. Mijn uitdunnende haarlijn is hier niet tegen opgewassen.
De hoedenkraam die niet toevallig aan de kerk van Barbezeuil staat, behoedt me voor een pak narigheid. De aflaat van 9,5 euro staat me nog goed ook.
Mijn oog valt op een vitrine met koopjes. Het is de glaspartij van een immokantoor dat vastgoed verhandelt tegen dumpingprijzen. Een eeuwenoud huis met een gelijkvloers van 185 m2 en nog twee verdiepingen erboven, dat recent werd gerenoveerd met respect voor het oorspronkelijke karakter en ook nog eens 490 m2 aan bijgebouwen heeft op een terrein van meer dan 5000 m2 met zicht op het andere einde van de wereld, kun je er aftikken op 265.000 euro. Wil je zelf de handen uit de mouwen steken, dan vind je in de regio genoeg eigendommen op enorme percelen voor 30.000 euro. In België koop je daar in het beste geval een stuk weiland voor.
M’n droom om in Frankrijk ooit iets te kopen om er ook effectief te gaan wonen, blijft in mijn achterhoofd zitten. Momenteel zit die iets verder weg omwille van veel te interessant werk en een te boeiend sociaal leven, maar ooit, ooit komt het ervan.
Om nog wat extra zout in de open vastgoedwonde te strooien, moet ik nog langs de vitrines van drie andere makelaars passeren op weg naar de auto. Heel de Charentes lijkt te koop.
Hoe aanlokkelijk de prijzen hier ook mogen zijn, ik zou hier niet kunnen gedijen, toch niet permanent.
No wines, no glory.
In de gite vind ik eindelijk tijd om een basisprogramma voor de komende dagen uit te stippelen, terwijl Rune en Finn kopje onder gaan. Het is net na twaalven en de thermometer geeft al 25 graden aan. De Charentes geniet van een microklimaat dat te vergelijken valt met de Provence.
Naar Franse normen is 50 kilometer vlakbij. Zelfs Bordeaux, dat op 80 kilometer ligt, is ondertussen ook voor Dominique en Tania een buurgemeente geworden. Tijdens het jaar zit ik al genoeg in de auto om er nog van te genieten als we met vakantie zijn, hoe prachtig de regio ook moge zijn. Ik hou de bestemmingen voor de komende dagen dan ook in de buurt van de gite op enkele tientallen kilometers.
Deze namiddag is er behalve een cognac- en pineau-tasting niets gepland. De kinderen blijven achter hun torpedo’s duiken en Els ziet een namiddagje naast het zwembad ook wel zitten. Ik trek er dus alleen op uit.
Alle wijngaarden die we in de regio tegenkomen dienen maar één doel: grondstof leveren voor cognac en pineau de Charentes. Pineau is een drank die gepromoot wordt als aperitief, maar daar vind ik hem te zoet voor. Je smaakpapillen geraken compleet gedesoriënteerd als je te zoet begint. Bij een doordeweekse wijnproeverij worden de pineaus, porto’s en muskaatdrankjes bewust ook tot het einde bewaard. Het liefst begin ik een proeverij met een frisse pint. Maar goed, cognac voldoet natuurlijk ook.
Domaine Le Maine Giraud in Champagne-Vigny is een groot complex waar naast een tentoonstellingsruimte en een museum rond een of andere Franse dichter ook een wijndomein is gehuisvest. Jaarlijks krijgt het complex zo’n 10.000 bezoekers over de vloer die allemaal eindigen in de degustatieruimte van het wijndomein.
Op de poort hangt een briefje: “Door onverwachte omstandigheden kunnen de rondleidingen in het museum en de tentoonstellingsruimte niet gegarandeerd worden. U kunt wel vrij het museum bezoeken en ook de degustatieruimte is permanent geopend.”
Omdat het geklieder van een lokale kunstenaar me maar weinig interesseert en de poëzie in de taal van Molière me net iets te hoog gegrepen lijkt, ben ik blij dat ik toch zal kunnen proeven.
De degustatieruimte is echter verlaten, net als de rest van het enorme complex. In het museum zie ik licht branden, maar toch aarzel ik om het gebouw binnen te gaan en er vrij rond te lopen op zoek naar iemand die enkele flessen wil decapsuleren voor mij.
Net op het moment dat ik toch mijn stoute schoenen aantrek en de deur van de traphal naar het museum wil openen, merk ik een jongeman op in een andere deuropening.
Kan ik de wijnen van het domein proeven?
Bien sûr, monsieur.
Ik loop met hem mee naar de degustatieruimte. Hij knipt het licht aan. Honderden flessen in allerlei vormen en groottes staan uitgestald als trofeeën na een geslaagd jachtseizoen. Terwijl hij de degustatieglaasjes neemt, verontschuldigt hij zich voor de omstandigheden waarin ik zal moeten proeven. De man vertelt dat er normaal een rondleiding in het distilleergedeelte zou vooraf gaan aan de proeverij. Die kan vandaag niet doorgaan omdat de eigenaar van het wijndomein in shock is door een zelfdoding in de familie. Gisteren heeft zijn oogappel zich van het leven beroofd.
Dat het domein überhaupt nog open is vandaag vind ik al merkwaardig in die omstandigheden. Dat hij zich verontschuldigt voor eender welk ongemak dat ik zou kunnen leiden hierdoor, maakt me ongemakkelijk en brengt me compleet van m’n melk.
De man etaleert niettemin een reeks proefglaasjes op de tafel waarop de cognacs reeds staan uitgestald. In tegenstelling tot een klassieke wijnproeverij krijg je voor elke wijn die je proeft een nieuw glaasje.
We starten met de cognacs omdat je smaakpapillen ‘maagdelijk’ moeten zijn volgens de man. De cognacs gaan crescendo in kwaliteit, in aantal jaren vatrijping en ook in prijs.
Daarna volgen de pineaus die qua prijs een heel stuk lager uitkomen, maar kwalitatief bij de beste zijn die ik al geproefd heb.
Ik bunker een breed gamma in en rij terug naar de gite waar de tijd is blijven stilstaan, sterker nog: ik waan me 24 uur terug in de tijd. Rune, Finn en Julie zitten te ‘loomen’ en Els zit aan het zwembad met reislectuur.
Een zeer bevreemdende namiddag.
Bij de barbecue gaat de eerste fles noodwijn open die ik vanmiddag in de Super U heb gekocht omdat onze huisvoorraad er sinds gisteren door is. De Tautavel komt uit La Clape in de Languedoc van een domein dat ik vorig jaar bezocht tijdens de wijntrip. De rode wijn komt tot zijn recht bij de perfect gegrilde steak en lapjes spek. Er is dus nog hoop in deze wijnsahara.
(5 augustus 2014)
Geef een reactie