Et alors?

Bij de laatste check van het dagprogramma merk ik dat zowat elke locatie in Angoulème op maandag gesloten is. Blijkbaar is niet zondag, maar maandag de rustdag voor iedereen in het Mekka van Franse strip. Aan de deuren van het stripmuseum zitten wachten tot het dinsdag wordt, lijkt ons niet echt de gedroomde daginvulling voor een vakantiedag.

Volgens de Groene Michelin is in Cognac wel alles open. Op naar Cognac dus.

De gemillimeterde wijnranken op weg naar Cognac liggen erbij alsof ze net een wellnesskuur hebben ondergaan. De buitenste takjes bijgeknipt en de kiezelbodem tussen de rankenrijen nog eens opgeroffeld. Laat nu die druiven maar groeien. De patronen die de rijen wijnranken op de heuvelruggen leggen, brengen het mooiste van de wiskunde en het lekkerste van de wijnkunst samen.

We parkeren de auto op de Place de la Salle Verte, aan de oever van de Charente, vlakbij het Musée des Arts du Cognac. Volgens Michelin is dit dé vertrekbasis voor een grondige inwijding in ’s werelds bekendste brandewijn. We moeten zeker twee uur voorzien volgens de Groene. Twee uur die we, als we het positief zien, in elk geval winnen, want het museum blijkt dicht.

In de daarnaast gelegen Espace découverte en pays du Cognac brandt wel licht, al valt ook hier weinig passage te bespeuren, en dat voor (en ik citeer de Michelin): ‘de onontbeerlijke inleiding op uw ontdekkingsreis door Cognac en de cognacstreek.’

De vier medewerkers van de Espace staan ons op te wachten als jonge welpjes die hun moederleeuwin met een stuk gnoe zien terugkomen na een uitstap van de vrouwengilde. De jongste van het gezelschap, een jongeman in zwarte jeans met een geklede vest erboven, is de eerste die ons verwelkomt. Volgens de pikorde in de kudde, mag hij ons nu rondleiden in het ontdekkingscentrum waar eigenlijk niks te ontdekken valt.

Hij brengt ons tot voor een maquette van de regio waarop minigebouwtjes licht geven als hij op de juiste knoppen van de legende drukt. Alles, werkelijk àlles in Cognac en in de regio blijkt de moeite. Dat de regio per vierkante kilometer het hoogste aantal romaanse kerken en abdijen ter wereld telt, klopt uiteraard, maar dat ze allemaal de moeite waard zijn om er langs te gaan, is redelijk kort door de bocht. Dat zullen we deze namiddag ondervinden.

De uitleg blijft duren. Er komt werkelijk geen einde aan de bewieroking van de regio. Bij een volgende bijdruk met correcties van de bijbel kunnen ze best overal ‘Aards paradijs’ vervangen door ‘Cognac en omgeving’.

Hoe langer we luisteren, hoe meer we afgeleid geraken. Rune begint de schaalaanduiding af te passen op de omtrek van de maquette om de oppervlakte van de regio te berekenen. Ik heb meer oog voor de enthousiaste ontdekkingsreiziger zelf die nog steeds over voldoende speeksel schijnt te beschikken. De kraag van zijn vest zit dubbel aan de rechterkant, op de afgebleekte stof zitten honderden witte spikkeltjes. De beginnende stoppelbaard verraadt zijn jonge leeftijd.

Finn moet naar de wc. De drie overige welpen verdringen zich voor het klapdeurtje naar de bezoekersruimte om hem als eerste de weg te wijzen. Het moet dodelijk zijn om onnodig overtallig een centrum te bestaffen waar niemand komt en waar ook niks te zien valt.

De jongste welp toont ons nog de bibliotheek met boeken over de Cognac en een winkeltje waar een vijfde medewerker de honneurs waarneemt. De spinnenwebben in haar haar wijzen op enige inactiviteit.

Voor we de Espace buiten wandelen, ritsen we nog een foldertje mee waarop een wandeling staat uitgetekend door de stad. Ze brengt ons langs alle hoogtepunten van de stad. Nu ja, hoogtepunten? Akkoord, er zijn een paar cognac-huizen aan de kade, maar die zijn ommuurd en voor de rest is er een brug en een oude stadspoort te zien.

Cognac is verre van interessant al rijdt er wel een toeristentreintje door. We komen het drie keer tegen tijdens de wandeling met telkens dezelfde mensen erop. Elke keer het voorbij rijdt zien we de droefenis in de ogen van de toeristen groter worden. Helemaal achteraan zit een mollige meid van een jaar of twintig. Ze is met haar even mollige ouders die op de bank voor haar zitten op reis en verveelt zich duidelijk te pletter. De laatste keer dat ik haar zie passeren, zit ze troosteloos voor zich uit te staren door de plastic achterruit van het treintje, verscholen achter de witte opplakletters. Ik moet spontaan aan Dumbo denken.

Cognac is behalve het toeristentreintje compleet desolaat. Er zijn geen terrassen, winkels zijn gesloten, het volledige openbare leven ligt stil. Het is maandag.

Vergeet dus wat ik gisteren schreef over de zondagse rust. Ik heb me duidelijk van dag vergist. Maandag komen ze hier in deze regio met geen stokken hun huis uit. En Ségolène Royale maar moeite doen om toeristen naar hier te lokken. Nu ze er zijn, is alles dicht.

We verlaten de stad redelijk gefrustreerd en volgen het advies van de welp uit de Espace. In plaats van Liesbeth de kortste route te laten berekenen, rijden we langs de Charente stroomopwaarts. Op die weg moeten we pareltjes van de romaanse kunst tegenkomen, maar ook dolmen, Romeinse ruïnes en ander fraais. Ik hoor het hem nog zeggen.

Verschillende dorpjes rijden we binnen, maar we zijn er al even snel weer weg. De romaanse kerkjes zijn aan de buitenkant soms wel mooi, maar verschrikkelijk kitcherig ingekleed aan de binnenkant, zonder respect voor het authentieke karakter. De dolmen blijkt er één te zijn en de Romeinse ruïne doen we zelfs niet aan omdat het een met gras bedekte heuvel blijkt te zijn die ‘een goede indruk geeft hoe groot het Romeinse theater vroeger was’, aldus de Michelin.

Het is kwart over twee. We krijgen stilaan honger.

Jarnac, de geboorteplaats van François Mitterand lijkt ons wel een geschikte locatie voor een terrasje. Het dorpje ligt idyllisch aan de oever van de Charente. Het grote cognac-huis Courvoisier heeft een moderne vleugel die uitkijkt op het water. Door de hoge ramen zie je de wijntonnen met cognac metershoog opgestapeld.

Het plaatsje is naast enkele watersporters uitgestorven. Er is geen levende ziel op straat. Vreemd. Zo moet de wereld er dus uitzien na een nucleaire ramp.

Na lang struinen vinden we een terras dat open is. Het valt op dat niemand zit te eten. Het is ondertussen half drie en dus vragen we met een bang hart of we nog iets kunnen krijgen, desnoods iets kleins. Désolé, monsieur.

Het enige wat in het dorpje nog aan eetbaars te krijgen is, vinden we in een krantenwinkeltje: een Nuts.

Grommel…

En dat is niet alleen het geluid van mijn maag.

Eten, of beter, uitgebreid aperitieven zal iets voor op ons terras zijn. We nemen de kortste route, want de drie mannen van het gezelschap hebben ondertussen echt wel honger. Na een stop in de Super U kunnen er bij het flesje rosé van Val de Gilly aangepaste tapas geserveerd worden.

Dominique komt even later met twee flesjes pineau de Charentes op de proppen. Ze komen van het domein dat het dichtst bij de gite ligt. Het aperitieven krijgt verlengingen, en we hebben er niks op tegen. We spreken af dat ze straks bij ons maar mee een flesje wijn moeten komen kraken. Het worden er uiteindelijk drie.

Ondertussen geeft dochter Julie de kinderen een snelstoomcursus loombandjes maken. Rune en Finn zijn al langer mee met de nieuwste rage in kinderland, maar zien nu een professional aan het werk. In geen tijd maakt ze een potloodgreep, een driedubbele visgraat en een triple link. De jongsten van het gezelschap kijken hun ogen uit.

Na de pasta met spinazie komen Dominique en Tania buurten tot na middernacht. De volledige wijnvoorraad gaat eraan.

In de nachtelijke stilte fonkelt finaal de wolkeloze sterrenhemel.

(4 augustus 2014)

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: