Vandaag poging nr 2 om Magic Park Land te bezoeken. Na het ontbijt bel ik vanop ons zonovergoten terras om te informeren of het park vandaag wel open is. Ik ga niet opnieuw een uur rijden om voor een gesloten hek te eindigen. 5 keer krijg ik een onbeduidend muziekje als ontvangst. Geen voice-over met ‘Er zijn nog 3 wachtenden voor u’ en zelfs geen ‘Welkom bij Magic Park Land’. Voor hetzelfde geld sta je een of andere hulplijn voor oorlogsslachtoffers te bellen of loopt de teller ondertussen rustig door omdat je op een sekslijn terecht bent gekomen.
Pas bij de zesde poging krijg ik eindelijk een vrouwenstem aan de andere kant van de lijn met de verlossende woorden dat het park vandaag wel open is. De kinderen springen in het gat in de lucht dat de zon zonet open heeft gebrand. Ook al wil de temperatuur op de thermometer nog niet mee, het lijkt zomer als je in de zon zit. Het maagdelijke wit ruimt snel baan voor voluntaristisch blauw.
De wereld ziet er anders uit als het weer mee zit. Het architecturale niemandsland ter hoogte van Fos en Martigues ziet er net als de industriële sites en het havengebied minder suïcidaal uit dan ik gisteren heb beschreven. De vergelijking met het mistroostige Berlijn van vlak na de Val van de Muur was er misschien wat over. Het Ruhrgebied zou treffender geweest zijn als typering.
De te kleine parking van Magic Park Land staat al bijna vol als we aankomen. Geen parkeervakken, geen pijlen om een circulatie te stimuleren en al helemaal geen parkeernicht in fel fluo om de boel een beetje ordentelijk te laten verlopen. We parkeren ons dan maar op de eerste de beste plek onder een dikke naaldboom.
Als je in De Panne de autostrade afrijdt, vraag je je af waarom ze het dorp nog steeds De Panne noemen en niet gewoon Plopsa. Alles ademt en ruikt Studio 100. Daar zijn professionals aan het werk geweest om een eigen leefwereld te creëren, een soort van Tomorrowland voor wie nog met zijn ouders weg gaat. Plop en Samson staan je op te wachten op de rotondes die je tegenkomt. Je hoeft geen seconde te zoeken naar een parkeerplek en wordt tot op de millimeter precies in je parkeervak begeleid. Het park ga je binnen via een enorme deur, een poort naar een andere wereld en al bij het binnenkomen staan figuurtjes je kinderen op te wachten om met hen op de foto te gaan.
Je eerste indruk van iets of iemand is belangrijk. Sollicitanten met een slap begroetingshandje zijn onzeker of weinig stabiel. De zoveelste nieuwe vriend van je zoon of dochter die op zijn eerste avond in jouw salon een fout woord laat vallen om het ijs te breken of er niets aan doet om datzelfde ijs te breken, kan maar beter onmiddellijk zijn boeltje pakken. Restaurants die er sjofel uitzien of bulken van het kunstlicht loop je voorbij. Hetzelfde gaat op voor pretparken.
Het eerste aanzicht van Magic Park Land is eerder aandoenlijk. De naam van het park is in regenboogkleuren geschilderd op drie metalen koterijen. Een ervan is de kassa, dat kun je afleiden van de troep mensen die ervoor staat te drummen. Het concept ‘rij’ is duidelijk nog niet doorgedrongen is deze streek van Frankrijk. Niemand lijkt er een probleem mee te hebben dat het wachten in complete chaos verloopt, niet in het minst de uitbaters. Anders hadden ze op een regenachtige donderdag wel enkele paaltjes de grond in geheid met een lint ertussen.
Na twintig minuten ter plaatse trappelen, ben ik het wachten meer dan zat. Ik ga naar de verwelkte ticketscheurster die ik al een tijdje in de mot houdt. Af en toe laat ze mensen binnen zonder dat ze langs de kassa moeten passeren. Ik toon haar, net als deze fortuinlijken, het geprinte betaalbewijs in de hoop ook onmiddellijk binnen te kunnen, want op dat moment zijn er nog 20, nee 30, of toch … enfin veel wachtenden voor mij.
‘Oui,’ zegt ze, ‘u mag directement naar binnen gaan.’ En ze wijst naar de kassa. ‘Moet ik nu nog langs de kassa gaan of mag ik direct binnen?’ vraag ik voor de zekerheid. ‘Non, monsieur u moet naar de kassa gaan’, antwoordt ze alsof elke lettergreep haar moeite kost.
‘Dus niks te directement,’ zeg ik kort, ‘gewoon aanschuiven.’
Nog net iets meer gefrustreerd dan voor mijn ‘wachtend op Godot’-gesprek met de muurbloem in de herfst van haar leven, ga ik terug bij mijn gezin staan. Hier en daar staan enkele kinderen geschminkt aan te schuiven in de hoop op een verrassing, zoals op de website beloofd was tijdens de Halloween-dagen, maar ze komen er allen bekaaid en weer met een illusie rijker vanaf.
Het begrip ‘Halloween-dagen’ mag overigens niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Het is niet zo dat het park dan volledig is opgeleukt met pompoenen, spinnenwebben en andere themaprullen die de rest van het jaar staan te verkommeren in een schuurtje, nee, het betekent gewoon dat je verkleed mag komen als bezoeker. In heel het park is er, met uitzondering van een plastic spinnetje boven de groene startknop van de achtbaan, niets dat doet vermoeden dat in deze periode kinderen in heel het westelijk halfrond Halloween vieren.
Eindelijk is het aan ons. Ik geef mijn betalingsbewijs af dat ik bij de inschrijving van Magic Park Land heb gekregen. Achter het glas gaat een papier met een QR-code de lucht in. Of ik niet zo’n papier heb, want dàt zijn de tickets. Uiteraard zijn dat tickets, dat zie ik ook wel, maar ik heb van Magic Park Land niets in die zin ontvangen. Alleen een betalingsbewijs. De vrouw kijkt zeer bedenkelijk, maar ziet aan mijn gezicht dat ik niet van plan ben ook maar een voet te verzetten tot ik mijn tickets heb, met in dat geval waarschijnlijk rellen achter mij tot gevolg omwille van de nog langere wachttijden.
Dik tegen haar zin omdat ze moet werken op een feestdag, maar vooral omdat ze een Belg zijn gelijk moet geven om een Heizeldrama onder de naaldbomen te vermijden, schrijft ze een korte boodschap op het briefje voor de verwelkte ticketscheurster.
Even later staan we binnen.
Onze eerste indruk wordt bevestigd. Ondanks het relatief druk opgekomen publiek oogt het park doods. Het cowboydorp is verlaten, nergens is er animatie. Het park staat vol met gerecupereerd attractiemateriaal van pretparken, kermissen, speeltuinen en volgens mij zelfs warenhuizen. Kleine draaimolentjes met verschraalde figuren, twee wiebelpaarden die pas wiebelen als je ze een euro te vreten geeft en grijpmachines die met muziek uit kapot gespeelde luidsprekers het jonge volkje willen lokken.
Daarnaast zijn er enkele grote attracties: een achtbaan, een vliegende Hollander, boomstammetjes, een zeer snelle draaimolen en een supersnel reuzenrad.
Ook deze attracties lijken hun houdbaarheidsdatum al lang voorbij. Alles oogt een beetje zoals Bobbejaanland of Bellewaerde in de jaren 80, toen alles nog moest beginnen en Joe Alcatraz zich nog liet vastketenen aan achtbanen. Maar zelfs deze Belgische pretparken stonden op dat moment qua veiligheid en professionalisme al lichtjaren verder dan wat men hier in Martigues aanbiedt.
Wat zou je ervan zeggen dat je als veiligheidsmaatregel in de achtbaan samen met je buur met een grote klittenband vastgemaakt wordt? Of dat het volledige metalen staketsel van de achtbaan davert als er een karretje met slechts vier personen over rijdt. Of het supersnelle reuzenrad dat onderhevig is aan enorme horizontale en verticale krachten, maar rust op enkele verweekte of op sommige plaatsen zelfs vergane stukken betonplaat tussen het metaal van de attractie en de betonnen fundering.
Het doet me denken aan De Pretparkprutsers, een strip van Urbanus, waarin Urbanus zijn eigen pretpark krijgt dat op geen enkele manier aan de veiligheidsvoorschriften voldoet.
Een andere gelijkenis met de strip is dat het pretpark werd uitgebaat door de familie van Urbanus. Eufrasie en César houden er met wisselend succes attracties open.
Hoe meer we door het park lopen, hoe meer ik de indruk krijg dat dit park de uit de hand gelopen hobby is van een familieman die in een vorig leven een kermiskraam van het ene dorp naar het andere dorp trok en onderweg het nomadische bestaan beu is geraakt. De familie die vroeger al eens sporadisch insprong om bonnetjes te verkopen heeft nu een losvaste baan in het park gekregen en op topdagen wordt ook de rest van de familie, mits een kleine vergoeding, mee aangetrokken. Je herkent ze omdat ze geen polo of hemd van Magic Park Land dragen.
De ietwat seniele schoonmoeder zit de hele dag bij een van de verkleurde draaimolentjes. Een nogal excentrieke tante laat de kleintjes eendjes vissen. Nog een andere tante met hoge stoffen laarzen zit verveeld te wachten op klanten in haar ballenkraam en ondertussen sleutelt haar man, Nonkel Jean, die door de week een kleine garage uitbaat, aan een van de Honda-motoren van de botsboten terwijl hij een zelfgerold sigaretje opsteekt.
Iets voor twaalf uur zitten we op een bankje naar de kinderen te kijken wanneer ze bokkensprongen maken in de snelle draaimolen en hun maaginhoud onderwerpen aan zware middelpuntvliedende krachten. In onze andere ooghoek zien we Nonkel Léon het poortje van de boomstammetjes sluiten. Op het moment dat Rune en Finn er naartoe spurten, rijdt de man doodleuk weg met een aftands wagentje. Gedaan voor vandaag? Dat kan toch niet …
Ik neem de parkbrochure erbij. Op een slecht gekopieerd papiertje dat in de brochure is gestoken, staat het dagprogramma. “Pause déjeuner des attractions” staat er tussen 12 en 13 uur. Of in het schoon Vlaams: “Tussen 12 en 1 eet iedereen.”
De familie wordt opgetrommeld om de eetstandjes open te houden en de attracties gaan voor een dik uur dicht. Ik dacht dat ik echt wel alles gezien had in dit park, maar dit overtreft toch wel mijn stoutste absurdistische verwachtingen.
Iets over een, horen we het autootje terug de helling oprijden. De wachtrij aan de boomstammetjes is ondertussen aan haar tweede shift begonnen met Rune en Finn helemaal vooraan om de bende ongeduldige kinders aan te voeren. Nonkel Léon parkeert zijn wagentje achter de attractie, steekt een sigaret op en verdwijnt dan compleet uit beeld. Vragende blikken turen ons aan. Hebben we voor niets gewacht? Gaat de attractie vandaag dan niet meer open?
Tot ineens met een luid gepruttel en geratel een roetzwarte wolk achter de attractie vandaan komt. Ze zou niet misstaan als deel van het avontuur want ze bedekt in enkele tellen de attractie achter de boomstammetjes volledig.
De kinderen laten de wanorganisatie en de gebrekkige veiligheid niet aan hun hart komen en amuseren zich rot in alles wat snelheid haalt en stinkt naar uitlaatgassen. Top Gear-gewijs flitst de namiddag voorbij, terwijl de temperaturen het steeds beter beginnen te doen.
We besluiten dan ook de rust en de laatste geuten zon mee te pikken op het nabij gelegen strand. De Plage de Rouet is een steenstrand met hier en daar ook zandpartijen. De temperaturen gaan vlot richting 25 graden en dat is voor een eerste november lang niet mis.
Het zeewater is nog aangenaam warm en het duurt dus niet lang voor onze twee waterkiekens het ruime sop kiezen. Het water is er zo zuiver dat je bij elke golf die tegen het zandstrand botst een heel stuk van de zeebodem kunt zien. De golven zijn wel minder indrukwekkend dan in Saintes-Maries-de-la-Mer. Ze slagen er niet in om de zandkastelen van Rune en Finn stuk te slaan. De kilo’s stenen waarmee ze hun forten hebben verstevigd zitten er waarschijnlijk voor iets tussen.
Het einde van de reis is in zicht.
Bij ‘Chez Tony’ zetten we met een uitgebreid menu een punt achter, opnieuw, een fantastische vakantie in Frankrijk.
(1 november 2013)
Geef een reactie