Een dik grijs wolkendek plakt op de zompige Halse bodem. De voorbije weken zijn er enkele olympische zwembaden geloosd op elke vierkante meter zandgrond in de buurt. En dan mogen we nog van geluk spreken. In West-Vlaanderen, dat op zich gedoemd is om ten onder te gaan aan het opwassende zeewater, traden de voorbije week rivieren buiten hun oevers en stonden hele dorpen blank. In Duitsland werden auto’s en zelfs zware brandweerwagens meegetrokken door het kolkende water dat in een rotvaart langs de gevels scheurt van de huizen die ooit een pittoresk plein ommuurden.
De mist is kenmerkend voor de situatie waar ons land zich in bevindt. Voor het eerst in decennia zijn er regeringen aan het roer die niet gehinderd door verkiezingskoorts beleid kunnen voeren, maar ten onder gaan aan partijpolitiek. De maatregelen die uiteindelijk genomen worden, zijn, hoe mager ook, voer voor een ongezien politiek gestuurd volksprotest in de Brusselse straten. Wanneer we op wijntrip vertrekken, zijn de cipiers aan hun 40ste stakingsdag bezig. Ze werden in die tijd afgelost door agenten die ondertussen ook aan het staken zijn geslagen en nu door het leger worden gecompenseerd. Gelukkig dat het leger nog niet volledig is afgeschaft, want het is zowat de enige groep die wettelijk gezien niet mag staken. Het zou er nogal aan toegaan als de Donald Trumps van deze wereld zonder het zelf goed te beseffen een Derde Wereldoorlog in gang steken op een blauwe maandag. Hopelijk zijn onze militairen voldoende getraind om ook met treinen te rijden, een busregeling uit te werken en wiskunde te onderrichten, want ook het spoor, De Lijn en de leerkrachten staken.
Het gebrek aan staatmanschap om de genomen maatregelen ook zo te verdedigen dat de volledige Belgische bevolking een aha-erlebnis krijgt, zorgt ervoor dat politieke commentatoren ons land ondertussen typeren als een ‘failed state’. Tel daarbij de steeds groter wordende angst voor terreur na de aanslagen in Parijs en nog dichterbij in Brussel en Zaventem en je weet geheid dat opnieuw extreme stemmen de bovenhand zullen halen in het maatschappelijke debat.
De mist schept vanmorgen dus een redelijk treffend kader om het land voor een week te verlaten om de Franse wijnboeren te ontdoen van hun wijnoverschot.
De gps geeft 950 kilometer aan. Toch best een eind rijden naar de Bordeaux bedenk ik me. Als je naar het zuiden rijdt, zit je rond de 1000 kilometer met je voeten in de Middellandse Zee.
Het is de vijfde wijntrip in evenveel jaren en de eerste keer dat Bordeaux mee in het programma zit. Vraag nochtans aan een kind van 6 om de naam van een Franse wijn op te noemen en het zal waarschijnlijk als eerste bordeaux zeggen. De tijd dat ik geregeld nog een flesje bordeaux dronk was in de tijd dat we naar proeverijen bij Magnus gingen. Bordeaux stond toen voor kwaliteit, maar vooral ook voor ‘duur’. De afspraak was toentertijd dat iedereen van ons gezelschap naast zijn eigen aankopen ook een fles excellente wijn kocht om na de proeverij met iedereen te degusteren. En die ‘excellente wijn’ was steevast een bordeaux.
Het was een tijd dat de gemiddelde prijs van een fles wijn in mijn bescheiden wijnkelder zo’n 200 Belgische franken bedroeg. De 500 waarvoor je destijds een Lalande de Pomerol kon kopen, waren er dus serieus over, maar occasioneel moest dat wel eens kunnen.
VinoCell, mijn favoriete wijn-app waarmee je vlot je wijnkelder kunt beheren, geeft ondertussen 13,4 euro als gemiddelde prijs aan.
Ik kan me niet inbeelden dat de wijnboeren van de Bordeaux de voorbije jaren niet-geïndexeerd en commercieel naïef zijn doorgekomen en verwacht me dus aan redelijk forse prijzen de komende dagen. En dan is het maar de vraag of de naam de prijs bepaalt of de kwaliteit.
Enigszins sceptisch start ik dus aan de reis, anderzijds besef ik dat je het als wijnliefhebber niet kunt maken om de Bordeaux steeds te negeren.
Het is zondag. De Franse wegen liggen er verlaten bij en we kunnen dus aardig tempo maken. Toch komen we een uur later aan dan de gps initieel had aangegeven.
Enkele tientallen kilometers voor Parijs verschijnt het eerste knipperlicht op het schermpje van de gps. Liesbeth, de hakkelende gps-stem, kondigt ‘snel opkomend hoogwater’ aan.
Belinda en ik kijken elkaar verbaasd aan. ‘Snel opkomend hoogwater’? Zou de zondvloed er in deze onchristelijke tijden dan toch nog eens van komen? En straffer nog: dat die ingenieurs van Audi dit soort verkeersstoring reeds voorzien hebben in de configuratie van hun gps? Het zijn echt wel übermenschen, die Duitsers.
Hoe dichter we Parijs naderen, hoe uitdrukkelijker Liesbeth ons probeert te behoeden voor natte voeten. De verkeersstoring verschijnt liefst drie keer onder elkaar op het gps-schermpje. Met de recente beelden uit Duitsland in gedachte, kunnen we alleen maar hopen dat alleen onze voeten nat zullen worden. De Seine is de voorbije dagen buiten haar oevers getreden en heeft een groot stuk van de kaaien blank gezet, ook het plein aan de voet van de Eiffeltoren staat volledig onder water. De geplande uitzendingen van Roland Garros en het EK op groot scherm aan de voet van de 300 meter hoge kolos zijn intussen opgeborgen.
Een file begint zich te vormen. We beelden ons auto’s in die aan het begin van de file door schuimende metershoge golven worden opgeslokt. Wanneer we drie kwartier later op de plaats van het onheil zijn aangekomen, blijkt de file gewoon het gevolg van ramptoerisme op het viaduct boven de Seine.
In de buurt van Orléans begint Liesbeth voor een tweede keer te hakkelen. ‘Door de actuele verkeerssituatie werd de route aangepast.’ Één zinnetje en op slag komt er een uur reistijd bij. De oorzaak, daar hebben we het raden naar. De Franse verkeerslezer die op eenzelfde tempo het verkeersbulletin erdoor jaagt als een Texaanse veilingmeester de biedingen bij een veeverkoop, helpt ons geen meter verder.
De aangepaste route leidt ons volledig door Orléans. Omdat ik nergens een indicatie van ellende zie op de weg voor ons besluit ik verder te rijden, tot we door een paternoster van verkeerskegels alsnog van de autostrade worden gestuurd en een omleiding van meer dan 50 kilometer moeten volgen. Nergens is er op het gloednieuwe stuk autostrade waarnaar we worden afgeleid een afrit te bespeuren. Het verschil met Vlaanderen waar elk gehucht zijn eigen op- en afrittencomplex heeft, kan niet groter zijn.
Uiteindelijk geraken we ook Orléans en Tours voorbij. Op snelwegvlak blijft deze regio weinig aantrekkelijk om door te rijden. Het Frankrijk-gevoel ontbreekt er volledig. Geen restanten van oude kerkjes langs de weg, of meetkundig perfect aangeplante wijngaarden, niets. Zelfs geen toeristische borden die je doen smachten om een afslag te nemen. Heel anders dan de Autoroute du Soleil die een aaneenrijging is van tot de verbeelding sprekende plaatsnamen en attracties. Wat wel zalig is, is het absolute gebrek aan verkeer op deze drievaksbanen waardoor je algauw een significant stuk van de verloren reistijd kunt goedmaken.
Hoe dichter we bij onze bestemming komen, hoe blauwer de hemel kleurt en hoe meer het kwik richting zomer schuift. Wanneer we aankomen bij Chateau Franc Grace-Dieu klokken we af op 26 graden, een temperatuur die we tot voorbij 9 uur vanavond zullen aanhouden.
Op de plek waar nu Chateau Franc Grace-Dieu staat, lag in de middeleeuwen een cisterciënzerabdij. Op het domein omgeven door 15 hectares wijngaarden zijn ook vier stijlvolle chambres d’hôtes ingericht. Al vanaf het moment dat je de oprijlaan met cipressen oprijdt, weet je dat het goed zit. Alles is tot in de puntjes verzorgd en smaakvol ingericht.
We rijden voor de eerste keer naar Saint-Emilion, een klein, schattig dorpje waar de eigenaars van instagram waarschijnlijk aandelen van hebben gekocht: zó fotogeniek vind je ze maar zelden.
Ook L’Envers du décor, het restaurant waar we dineren, lijkt uit een fotoalbum te komen. Ondanks de vertraging onderweg zijn we bij de eerste klanten van de avond.
We krijgen een plekje op het grote terras dat ommuurd is door eeuwenoude architectuur en prompt volgen ook de kaarten: de menukaart en de wijnkaart. Beter gezegd: de menufiche en het wijnboek. De keuze in gerechten is beperkt, wat we verre van een probleem vinden omdat de kans dan substantieel groter is dat er gewerkt wordt met verse ingrediënten. Aan het wijnboek valt echter niet te beginnen: het aantal chateaus is duizelingwekkend, net als de prijzen. Mijn vrees wordt al vanaf seconde 1 bewaarheid: hier kennen ze hun prijzen. Om alvast de toon te zetten: de eerste wijn op de kaart kost 475 euro. Het blijkt weliswaar een magnum te zijn, maar toch. Verder bladerend in het grote wijnboek zie ik gelukkig ook meer betaalbare wijnen staan, maar bij gebrek aan bordeaux-kennis kunnen we niet anders dan terugvallen op de garçon. We vragen een degelijke wijn van maximum 40 euro en krijgen een Chateau Coutet, Saint-Emilion Grand Cru uit 2008, een erg lekker exemplaar dat perfect pairt met de lamskotelletjes en de steak.
We sluiten af op het terras van ons domein-voor-twee-dagen met een flesje Gaillac dat we vanmorgen nog snel hebben ingeladen om droogte te vermijden. Het inslaan van een extra wijnvoorraad voor slechtere tijden staat immers morgen op het programma.
Op een onhebbelijke auto na die voorbij scheurt aan het begin van de oprijlaan, is het enige geluid in de omgeving dat van krekels die collectief vakantiemelodietjes tjirpen.
(5 juni 2016)
Geef een reactie