Scandeert u even mee? “Shell is hell! Shell is hell!”

“Zo kan de schepper dit niet bedoeld hebben.”

Deze uitspraak, vrij naar het verzameld citatenwerk van mijn collega Jan Anton Brouwer, overvalt me in de late namiddag van een dag die nochtans met een hoogtepunt begint.

We schuiven aan op het zonovergoten terras en krijgen heel wat lekkers uit eigen ‘kweek en keuken’ aangeboden door de gastheer, een Vlaming op rust die sinds 8 jaar samen met zijn vrouw de b&b runt. Zij bekommert zich over de ‘spa’-faciliteiten op het domein waar zowel de b&b-gasten als andere waterkiekens gebruik van kunnen maken. Hij gidst de gasten door het rijke culinaire aanbod van de regio, dankzij hem kwamen we gisteren bijvoorbeeld bij Chante Perdrix terecht. De taakverdeling is zo alvast zeer duidelijk: geurtjes zijn haar afdeling, de smaken de zijne.

Zo perfect als de ochtend verloopt, zo rampzalig trekt de rest van de dag zich verder.

Van het werk heb ik een tankkaart, zo eentje voor heel Europa. In België kan ik ermee terecht bij Esso, Shell en Total. In den vreemde alleen bij Esso en Shell.

De dieselmeter op het dashboard geeft net geen puf en wil er definitief de brui aan geven. Het Shell-station van Orange op de Autoroute du Sud komt dus als geroepen.

De pompen liggen op een afstand van de Shell-shop waar je overheerlijke sponzen broodjes met allerhande beleg kunt kopen, als je zelf qua brandstof de wanhoop nabij bent.

In mijn beleving zijn er drie manieren om als gewone sterveling de JR Ewings van deze wereld te betalen in hun uitbuitingsstations.
1. Je betaalt met kaart aan een terminal bij de pompen.
2. Je tankt en betaalt achteraf aan de kassa.
3. Je betaalt vooraf aan de kassa een bedrag en je gaat daarna tanken.
Deze laatste variant ben ik nog maar een keer tegengekomen, maar volledigheidshalve voeg ik hem toe aan dit lijstje.

Omdat er geen terminals bij de pompen staan, moet er aan de kassa betaald worden. Het kassa-hokje aan de pompen is echter hermetisch verzegeld. Ik pak de slang beet en knijp stevig; dat heeft die auto wel verdiend de voorbije dagen.

Er komt echter geen drup diesel uit de slang. Vreemd. Een vergeeld papiertje op de pomp geeft aan dat je voor het tanken naar de kassa van de Shell-shop moet gaan. Optie 3 dus.

Het is gezellig druk in de shop waar huilende kinderen, luidop telefonerende Duitsers en de obligate ouwehoerende noorderburen het geluid van de roestige koffiemachines en de flitsende flatscreen met dancemuziek proberen te overstemmen. Ik schuif aan bij een van de drie kassa’s en heb nummertje 7. Voor mij moeten naast diesel-aflaten ook nog zonodig een Magnum en een broodje spons afgerekend worden.

Eindelijk is het mijn beurt. Ik geef het pompnummer door, de man kijkt even naar buiten. “De Audi?” vraagt hij geïnteresseerd. Ik knik. En hij legt mijn tankkaart op een blad met grote getallen die schijnbaar voor de pompnummers staan.

“Nu kunt u gaan tanken”, zegt de Shell’ist. “En mijn kaart dan?” vraag ik. “Die krijgt u terug na het tanken als u komt betalen.”

Stevig grommelend zet ik koers naar pomp 6 waar de dieselteller nu wel in beweging schiet. Het vloeibare goud zoekt zijn weg naar de spelonken van de tank.

Ik klik de slang opnieuw in de houder en keer terug naar de shop. Een nog langere rij schuift aan bij de kassa. Opnieuw wachten dus. Ondertussen lopen enkele andere Shell’isten zich verschrikkelijk te vervelen in de shop. Luid zuchtend zoeken ze zich een baan door de mensenmassa als ze eens door het raam willen kijken als afwisseling op de eindeloze reeks clips op de muziekzender. Die vervelende toeristen ook! Zucht…

De Shell’ist die bij de start van de ochtendshift het kortste strookje heeft getrokken en dus nu alleen de kassa moet bemannen ziet mijn vrolijke gezicht opnieuw opduiken. Ik reken af en neem me voor om nooit meer bij Shell te tanken.

In totaal verlies ik meer dan drie kwartier om te tanken. Hallo? Om te tanken!

Drie kwartier die Swa ondertussen al een stuk voorsprong hebben gegeven. Hij raakt moeiteloos langs Lyon, het oord van verderf op verkeerscirculationeel niveau. Beeld je Antwerpen in met een halve centimeter ‘eerste sneeuw’ en vermenigvuldig deze graad van ellende met 5.

Ik heb minder geluk: in de tunnels gebeuren twee ongevallen quasi gelijktijdig, zo’n 10 minuten voor ik erdoor moet. Meer dan een uur wachten dus tot de autoslang met indigestie opnieuw moeizaam vooruit begint te kruipen.

Vanaf dan lijkt de verkeersellende achter de rug.

Als bij toeval kijk ik naar een aankondigingsbord met de tankstations op mijn weg. Een blik op de dieselmeter en een basis aan wiskundig vermogen leert me dat het eerstvolgende Esso-station net niet haalbaar is. Het enige wat overblijft is … een Shell-station.

Deze keer zullen ze me echter niet meer liggen hebben. Ik schuif onmiddellijk aan bij de kassa waar enkele Britse meiden hun laatste eurocenten bij elkaar leggen om een flesje rosé te kopen als bewijs voor het thuisfront dat ze gedurende enkele dagen Allo Allo in ‘real life’ hebben meegemaakt.

Het tellen blijkt niet goed te lukken. Die verduivelde vastelandsmunten ook!

Toch raken ze niet gefrustreerd door het voortdurend moeten hertellen van de rosse muntjes. Ook de Shell-koorknaap achter de kassa kan de naïeve lachjes van de bakvissen best appreciëren.

Ik begin echter stilaan het onheilsscenario voor mogelijk te houden dat ik tot het einde der tijden vast zal zitten tussen de Toblerone-dozen en de pakjes Fruitela.

Een andere, iets oudere Shell’ist zet zich, als gevolg van de stoomvorming uit mijn oren, achter de tweede kassa en bedient me prompt. “Pomp 9”, zeg ik. “Ik heb geen pomp 9”, antwoordt de Shell’ist.

Afkomstig zijnde uit een regio waar Benidorm bastards mensen laten afgaan voor de camera, kijk ik onmiddellijk rond of er geen verborgen camera’s staan.

“Pomp 9, die staat toch daar, achter je!” reageer ik uit mijn lood geslagen. De man kijkt naar buiten en zegt opnieuw: “Ik heb geen pomp 9.”

Op de rand van een directe internering tel ik met hem de pompen en zeg ik er gemakkelijkheidshalve bij dat het een verweesde Audi is die al veel te lang op zijn baasje staat te wachten.

“Ik heb geen pomp 9 … op mijn scherm”, vervolledigt hij deze keer. “U moet eerst tanken, natuurlijk!” zet de bastard mij op mijn stuk. Vooral het woordje ‘natuurlijk’  doen bij mij net geen tirade losbarsten. Hoe kan het dat twee stations binnen eenzelfde keten die wel tankkaarten promoten maar geen terminals voorzien tussen de pompen een compleet verschillend alternatief aanbieden. Gebruiksvriendelijk is anders.

Door het glooiende landschap van de champagnestreek glijdend, stel ik vast dat ik ondertussen meer dan twee uur vertraging heb.

Op het einde van de rit, in de buurt van Reims komt daar nog een dik halfuur bij door enkele nieuw aangelegde wegen die mijn Engelstalig gps-vrouwtje nog niet kent.

Moe en moedeloos draai ik de parking van het hotel op. Ik spuw een stuk autostuur uit waar ik mijn frustratie gedurende de rit op heb botgevierd.

(25 mei 2012)

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: