4 kilometer file om de dag goed in te zetten. Radio Trafic FM, een zender gespecialiseerd in de mobiele miserie van de Fransoos, meldt dat het aanschuiven is in beide richtingen. Na goed een half uur bumperkleven zien we de oorzaak van ons verplicht zen-moment: enkele pallets roséwijn die verspreid liggen over zes rijstroken, netjes verdeeld over de richting Orange en de weg naar Marseille. Even verder aan de kant staat de vrachtwagen met klapband in de berm geparkeerd.
In Lançon-de-Provence doen we onze eerste geplande stop aan: een wijnproeverijtje op domein La Cadenière, een van de toppers uit de wijngids die ik me vorig jaar in de Languedoc had aangeschaft met de beste Franse wijnen onder 15 euro. De rode prestigewijn staat getipt als beste wijn uit de Aix-regio, dus dat moet geproefd worden.
Het proeven van wijnen op Franse domeinen en chateaus heeft op zich iets vreemds over zich. Beeld je in dat je in België de eerste de beste boerderij binnenstapt en vraagt om de melk, een stukje rundsvlees of wat biowijn te proeven. In veel gevallen zul je van een kale reis terugkomen.
Bij de Franse wijnboeren gaat het er heel anders aan toe. Zelfs de kleine boertjes die maar enkele duizenden flessen per jaar produceren, krijgen geregeld volk over de vloer. Toeristen met een drankprobleem die hun smaakpapillen willen uitdagen, waar we onszelf gemakkelijkheidshalve toe rekenen, maar evengoed de lokale jeu-de-bouler die zijn jerrycan van 10 liter er na enkele spelletjes weer heeft doorgejaagd en ‘van het vat’ komt kopen. Met twee bag-in-boxen (rosé en wit) en een karton rode Prestige zetten we onze zuiderse tocht verder richting Aix-en-Provence.
Aix, de stad van de mooie, nog normaal gebleven mensen en van Cézanne. De man wordt door de lokale toeristische dienst zelfs bedankt voor bewezen diensten met een eigen wandelroute door de stad. Met goudkleurige knoppen die in de voetpaden zijn verankerd, worden de toeristen van de ene fontein naar de andere geleid en trekken ze over gezellige pleintjes, langs sfeervolle terrasjes.
Het natuurhistorisch museum is geen vast onderdeel van de Cézanne-route. Waarschijnlijk omdat de link tussen Cézanne en de gemiddelde australopithecus even groot is als de link tussen Jean-Marie Dedecker en het concept ‘eerst nadenken en pas dan spreken’. Nog meer waarschijnlijk is dat de Aixiaanse dienst voor toerisme liefst het museum een stille dood laat sterven door er zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan te geven. Geheel terecht overigens. In tegenstelling tot zijn tegenhanger in Brussel is dit museum een voorbeeld van hoe het niet moet: stoffige (en dat mag je letterlijk nemen), aandoenlijk uitgewerkte replica’s van beesten en vondsten die ons mannen naar mijn eigen bescheiden mening met enkele potten plasticine waarheidsgetrouwer kunnen boetseren dan de handwerkmannen die dit bij elkaar hebben geknutseld. Afbreken die handel, dan kan die verwelkte dame aan de balie voortaan ten minste één kassa in de lokale hypermarkt sneller laten gaan.
Voor de rest is het fijn vertoeven in Aix, zeker wanneer je na een wandeling van een uur of twee even de benen vers bloed geeft op een loungie terras. Het zonnige weer dat zich voor het eerst dit jaar openbaart, brengt het beste in de Aixiaan naar boven en dat mag je nogal letterlijk nemen bij de jonge dames, die afgaande op mijn niet volledig wetenschappelijk onderbouwd onderzoek redelijk goed vertegenwoordigd zijn als demografische groep in de Zuid-Franse stad.
Naar ons huisje in Plan de la Tour kunnen we nog niet. Een rally met gepimpte tweepersoonsautootjes langs de enge heuvelruggen is blijkbaar een jaarlijkse traditie. Straten worden afgezet en administratief medewerkers van de regionale politie worden voor een weekend gepromoveerd tot gemachtigd verkeersopzichter. Een crash van een van de deelnemers met de camionette van de lokale groenteboer zorgt tegen valavond voor een tweede oponthoud. Op zich allemaal pittoresk, ware het niet dat twee kinders op de achterbank stilaan beginnen te snakken naar een bed en de spreekwoordelijke wol om onder te kruipen. Tel daarbij dat deze regio in Frankrijk zowat de enige plek ter wereld is, Botswana en Zuid-Oost-Niger uitgezonderd, waar huisnummers facultatief zijn qua positionering. Eindeloos zigzaggen is het enige wat ons rest om de stek te vinden waar we de nacht zullen doorbrengen. Na zowat een uur slalommen komen we aan op Domain les Claudins, waar de Nederlandse gastvrouw ons welkom heet. Omdat het kraanwater er niet drinkbaar is, heeft ze twee flessen bronwater en een fles rosé koud gezet in de frigo.
(29 mei 2010)
Geef een reactie