De beste manier om te ontsnappen aan de mêlee van elke dag is vakantie nemen. Correctie: is vakantie nemen in het buitenland. De afwezigheidsassistent op, de vaste intentie om alleen te reageren op sms-berichten. Letterlijk onbereikbaar zijn, heerlijk.
Lezers van mijn reisblog weten dat ik geen hoge hoed op heb van weervoorspellers. Ze slagen er meestal zelfs niet in het weer voor de komende uren te bepalen, laat staan dat ze verder dan een week kunnen kijken. Op de website van De Standaard pretenderen ze nochtans een geloofwaardige gooi te kunnen doen naar de eerstvolgende 14 dagen en dat voor zowat elk dorpje dat bestaat.
Voor de aardigheid tik in Moroges in de Bourgogne in, onze eerste gite. Geen druppel regen voorspellen ze de eerste week, maar wel flinke temperaturen die nooit onder de 25 graden duiken. Ook Goudargues, onze tweede gite in de Ardèche, piekt in optimisme: geen drup regen en temperaturen die zelfs nooit onder de 30 graden vallen. Voor een keer hoop ik er op dat de weerorakels het bij het rechte eind hebben.
Ondertussen, nog steeds in het koninkrijk België, vult een korte, stevige regenbui het zwembad in no time. Al het noeste splash-werk van de kinderen van de voorbije warme weken wordt in een uur ongedaan gemaakt.
Gelukkig is het meeste inpakwerk gisteravond al gebeurd. De dakkoffer zit vol met 4 plooiboxen en 3 koffers, een voetbal, een minibarbecue (just in case) en een wasrekje. De koffer van de auto blijft hierdoor quasi leeg. Met een trip naar twee interessante wijnregio’s is dat geen overbodige luxe.
De buienradar toont bij vertrek een actief regenfront dat binnen enkele uren onze noorderburen natte voeten zal bezorgen. Het komt van Noord-Frankrijk en kruipt langzaam over ons land. Het duurt tot we de Luxemburgse grens bereiken tot het regenen ophoudt en de wegen er beter berijdbaar bij liggen.
Zoals steeds vertrekken we een dag voor een zwart weekend op reis. Zo zit je niet je stuur op te vreten van de stress en leren je kinderen niet op een middag je volledige vocabularium aan scheldwoorden bij. Dat laatste kan later altijd nog bij een eerste piercing of tattoo.
De wegen liggen er redelijk desolaat bij, op enkele obligate Nederlanders na die schijnbaar net te horen hebben gekregen dat een knoert van een meteoriet zal neerploffen in de Groningse polder en dat alles tot net over de Belgisch-Franse grens het tijdelijke voor het eeuwige zal inwisselen. Het is eigenlijk aandoenlijk om zien hoe Nederlanders elk jaar weer hun volledige hebben en houden in hun auto proppen en erboven en erachter vastsjorren. We zien twee kinderen op de achterbank samengedrukt naast een pak pampers en een koffiezettoestel, in de koffer fleurt een seventies-deken de boel op met ernaast de grote kookpot van tante Truus met bloemenmotief en een opgerolde tuinslang. Op het dak staat een loeier van een dakkoffer, een fiets en een step en op de trekhaak zijn nog twee extra fietsen gemonteerd. Zo kun je altijd blijven trappen, ook al rij je eens lek. En elke auto, echt elke auto met een geelzwarte nummerplaat, al dan niet gespannen voor een sleurhut, is een kleine verhuisfirma op zich.
Na drie uur rijden we een ondergrondse parking in Metz binnen. Metz is zo’n doorrijdorp dat iedereen kent van de wegsignalisatie langs de Autoroute du Soleil, maar weinig stervelingen zijn er al effectief gestopt om eens te kijken wat die Metzers in huis hebben.
En die Metzezen hebben zelfs een nieuw huis: een kunsthuis, hun eigen Centre Pompidou. Het veelkleurige moederhuis in Parijs heeft ondertussen dermate veel kunst vergaard dat het er niet meer in slaagt om het in één laag tegen de muren te hangen in de lichtstad. Als filiaal werd Metz uitgekozen waar een groot stuk van de collectie naartoe is gegaan. Het Metziaanse Centre Pompidou is nog maar drie jaar open. Het was een van de laatste wapenfeiten van Sarkozy om het lintje van deze betonnen tempel met de zwierige houten balkenkoepel door te knippen.
Het mooiste kunstwerk van het Centre Pompidou in Metz is het Centre Pompidou zelf. Het is architecturaal zeer doordacht en extravagant. Toch is het ook sober en multifunctioneel.
Op de eerste twee etages wordt het thema ‘vanuit de lucht’ in al zijn mogelijkheden belicht, van de luchtbeelden van Yann Arthus Bertrand tot het vlijtige gespetter van Jackson Pollock. Toch zijn het vooral de luchtfoto’s en -video’s die, achteraf gezien, het pre-Google-Earth-tijdperk uitdagender maken dan de tijd waarin we nu leven. Vanuit een of andere satelliet of met drones is het immers kinderspel om veilig weg van alle ellende beelden te maken. De eerste kiekjes genomen vanuit een luchtballon die boven een al dan niet verwoeste stad vliegt, hangen naast een opgezette duif met op haar buik een camera. Even verder hangen tv-schermen waarop fragmenten uit de docufilms van Leni Riefenthal getoond worden met fluks marcherende Duitse troepen op brede avenues.
Rune is vooral onder de indruk van de filmprojectie ‘Powers of 10‘, een filmpje uit 1977, lang voor Google Earth dus, waarin telkens wordt uitgezoomd en daarna wordt ingezoomd met een factor 10. Een kleine stap voor de mens blijkt een grote stap voor de mensheid.
Op de andere twee verdiepingen is een tijdelijke tentoonstelling van Daniel Buren gehuisvest. Op videobeelden van een van de ‘works in progress’ zien we de grootmeester instructies geven aan collega-potloodventers om allerlei designs op de muren te tekenen of te stempelen. Best een leuke bezigheid moet de man gedacht hebben om een saaie winter in een kunstgalerij mee door te komen, maar val er alsjeblief geen onschuldige bezoekers mee lastig. Het is zo verschrikkelijk aandoenlijk om zien, zo’n gemiste kans om met deze twee ruimtes iets beters te doen en ook die vele krabbelaars hadden zich waarschijnlijk gedurende maanden nuttiger bezig kunnen houden.
Wanneer we na een kort terrasje de koele parkeergarage opzoeken, is het half 5 geworden. Te laat om na het museum nog een stadswandeling te maken. Die doen we later nog wel eens, op een van onze trektochten richting een zonniger zuiden.
Na een uur zien we bovenop een heuvelrug in Vigneulles-lès-Hattonchâtel een 9de-eeuws kasteel opduiken, onze gite voor vanavond. Het kasteel heeft er een bewogen geschiedenis op zitten en is in al die eeuwen voorwerp geweest van verschillende verwoestingen, om daarna weer opgebouwd en uitgebreid te worden. De laatste grote verbouwing vindt plaats in de vorige eeuw. Een ingeweken Amerikaan zet er nog een extra verdieping op en voorziet enkele decoraties die niet echt authentiek Frans zijn. Toch mag het geheel gezien worden. Vanop het domein heb je een eindeloos vergezicht over de omgeving die ondertussen niet meer door ridders, maar door herkauwers wordt ingenomen.
We bellen aan. Een klok boven de inkompoort begint luid te luiden. Etymologisch begint me een en ander te dagen bij het schrijven van de vorige zin.
De eigenares van het kasteel ontgrendelt de deur en leidt ons rond in hun museum dat vol staat met oude spullen: harnassen, oude boeken, kandelaars, kortom alles wat je van een kasteelmuseum mag verwachten. Overdag worden er ook geleide rondleidingen gegeven.
Vannacht logeren we in een van de torenkamers, maar voor we onze ophaalbruggen laten dichtvallen, schuiven we onze benen nog onder tafel.
In het unieke kader van de ridderzaal staat onze tafel al ingedekt voor de grote open haard. We zijn de enige gasten vanavond die blijven eten.
Aline, onze chef van vanavond, steekt de kaarsen aan en plopt alvast een lokaal aperitiefbubbeltje open. Een beetje aan de zoete kant, maar in deze regio is dat niet echt uitzonderlijk. We krijgen er warme en koude amuses bij.
Of we er graag een streepje muziek bij willen, vraagt Aline.
Onze hoop dat deze aangepast is aan het idyllische kader, zoals de wijnen (een vlotte Elzas, een Bordeaux met potentie en een knapperige champagne) de 4 gangen begeleiden, is tevergeefs. In plaats van een fijn stukje oude muziek of een meer actueel streepje gitaarmuziek, krijgen we een soortement Ingeborg-muzak die de voormalige Vlaamse ADHD-zangeres opzet wanneer ze nog eens een meter hoog boven haar meditatiemat zweeft. Het is zo van die muziek die op een veel te laag toerental wordt gespeeld en doorgaans doorkruist wordt met walvisgeluiden en ‘Sounds of the Amazone’. Je zou er oprecht naar uit kijken om nog eens ‘Door de wind‘ van de ex-Tien om te zienster door de speakers van de kleine cd-speler te horen schallen met de obligate ‘doepdoewiedoedoewiedoeda’ van backing vocal Stef Bos erbij.
Toch laten we ons dit minpuntje niet aan het hart komen. De avond drijft verder in een gezapig tempo, terwijl Aline het ene na het andere gerecht inzet: een terrine met Sint-Jacobsnootjes, eend met rösti en warme groenten, kaas met sla en een perfecte moelleux met crème anglaise.
Rond middernacht gaan de lichten in de torenkamer uit en vallen onze ophaalbruggen dicht.
(26 juli 2013)
Geef een reactie