De flauwe schijn door de foute gordijnen geeft aan dat het buiten niet echt stralend meiweer is. Een grauwe lucht met hoge vochtigheidsgraad plakt tegen het raam van de hotelkamer. De thermometer in de wagen zet 12 graden vast als koude basis voor deze dag waarop we nog enkele honderden kilometers zuidwaarts zullen ploegen. Het kan alleen maar beter worden, en of.
We rijden via centraal Frankrijk naar de Middellandse Zee, niet via Limoges en Toulouse dus of via Lyon en Valence, maar via Clermont-Ferrand, de Puy de Dome en andere zeer fotogenieke stukken Frankrijk die me tot vandaag onbekend waren. Fijne bijkomstigheid (hoewel, bijkomstig?) is dat met de kilometers ook de temperatuur de hoogte in gaat. Wanneer we het viaduct van Millau naderen, halen we met gemak 22 graden.
In het eindeloze landschap kronkelt de Tarn tussen de hoge wanden van een diep uitgesneden plateau. Bewonderenswaardig dat zo’n klein stroompje erin geslaagd is het uitzicht van deze streek zo te bepalen en de mens ertoe heeft aangezet om er de hoogste brug van Europa boven te poten zodat passanten gemakkelijk van de ene oever naar de andere kunnen. Het hoogste punt van de brug torent een grote Eiffeltoren boven het dal uit. De weg over de Tarnvallei is bijna 2,5 kilometer lang en ligt op 7 enorme pijlers.
Om te vermijden dat op straffe foto’s beluste toeristen zich naast de weg zetten en de drievaksbaan oversteken om een mooi instagrammetje te schieten (met alle gevolgen vandien) werd er een ‘aire’ vlakbij de brug ingericht, compleet met sanitaire blok, toeristenwinkeltje en een kronkelend paadje tot aan een fotoplek vlakbij de brug. Een aanrader voor de niet-kamikazefotografen.
Eens we de brug voorbij zijn en we stilaan afdalen tot op zeeniveau, schiet de temperatuur vlot omhoog tot 27 graden, een dikke 15 graden warmer dan in België op dit moment.
We arriveren in Le Petit Colombier in La Palme, onze eerste chambre d’hôtes van de wijntrip. Omdat Swa en Piet, de vierde wijntripper, nog niet ter plaatse zijn, trekken Jef en ik alvast het dorpje in om een kleine voorraad in te slaan, zodat we de avond door kunnen komen. We belanden bij Domaine Louis waar een in fleece geduffelde vrouw ons wegwijs maakt in de wijnen van het domein. Tot onze verbazing lopen de Languedoccers met een fleece en andere, eerder polaire kledingstukken rond, terwijl ik net mijn korte broek en polo heb aangetrokken om een duidelijk statement te maken dat ik klaar ben voor mooi weer. Met 6 flessen eenvoudige Fitou en twee Rivesaltes (die veel weg hebben van een rode porto) is de basis gelegd.
Wanneer Swa en Piet de oprit van ons verblijf opdraaien, nippen Jef en ik gezapig van een wijntje en prikken we een stukje kaas. De sfeer is onmiddellijk relaxed.
Een stralende zon tegen een azuurblauwe hemel zorgt voor de nodige doses vitamine C. We volgen de raad van de eigenares van de chambres d’hôtes en rijden na de eerste Fitou naar restaurant Le Moulin de Fitou, een restaurantje waar het lekker eten is tegen een schappelijke prijs. Reserveren is niet echt nodig, want naast een zwijgzaam koppel dat een hele avond niets tegen elkaar gezegd heeft, zijn we de enigen die de keukenkunsten proeven vanavond.
De dag eindigt op het terras met verhalen over het foute subsidiebeleid van Joke Schauvliege, competenties, de armoede in Bangladesh, bezetters en de sleutel van een gelukkig leven. Om maar te zeggen dat Fitou de tongen los maakt.
(13 mei 2013)
Geef een reactie