Zachtjes tikt de regen op het lichtkoepeltje van de keuken. (vrij naar Rob de Nijs)
Normaal word ik nooit wakker van dit soort hinderlijke geluiden en val ik uit de lucht als Els ’s morgens vertelt over hevige donderknallen, hinderlijk straatgeluid of de kinderen die haar uit haar slaap hebben gehouden. Vannacht is het anders. Ik kan de slaap niet vatten en lijk heel de nacht te soezen in plaats van in een diepe slaap terecht te komen.
Ook dat is redelijk uitzonderlijk. Meestal slaap ik nog voor ik mijn hoofdkussen raak.
Ik vrees … dat ik uitgeslapen ben.
Niet dat ik vermoeid aan de vakantie ben begonnen, maar de voorbije twee weken hebben we geen enkele keer de wekker gezet of ons ochtendritme aangepast aan de kinderen. Het was eigenlijk twee weken aan een stuk weekend.
Jullie weten waar de cornflakes staat. Gelieve pa en ma niet wakker te maken.
Ook vanmorgen ontbijten we pas echt rond half elf na een rustgevende regendouche en de dagelijkse rit naar de bakker voor een baguette.
De regenwolken zitten ondertussen ergens voorbij Angoulème en we zien terug blauwe stukken hemel wanneer we naar de buurman wandelen. Domaine des Grandes Jouberteries is het domein waar Dominique meestal zijn pineau en cognac haalt. Het ligt het dichtst bij de gite. De apero die we maandag op het terras proefden, kwam van dat domein en smaakte naar meer.
De wijnboer komt zijn werkruimte buiten als we halverwege de oprit staan. We zijn de sensor aan de brievenbus gepasseerd. Voor de man het teken dat hij zijn proefglaasjes nog eens mag bovenhalen en even kan stoppen met etiketteren.
Een echt enthousiaste verkoper is hij niet. Hij is redelijk afwachtend in het begin. Zodra de man merkt dat we onze smaakbeleving zo precies mogelijk willen verwoorden, ook al vinden we niet direct de juiste woorden, snelt hij verbaal ter hulp. Het ijs is gebroken.
De wijnboer heeft het domein een hele tijd terug overgenomen van een andere wijnmaker. Omdat hij ook diens vaten heeft overgeërfd kan hij nu pareltjes laten proeven die je zelden ergens anders vindt, toch bij de kleine boertjes. De oudste pineau is 28 jaar oud en de oudste cognac 30 jaar. De cognac is een eigen assemblage van cognacs waarvan de oudste dateert van 1965. 37 euro betaal je voor enkele decennia recente geschiedenis op fles.
Met enige trots toont hij ons zijn heiligdom. De oude verweerde vaten met decennia oude godendrank liggen contemplatief geschrankt. Ze hebben een zwarte schijn die veroorzaakt wordt door de alcoholdampen die microscopische schimmels doen gedijen. Als je in de regio rondrijdt en je ziet vuilzwarte gevels, dan is dat meestal een teken dat er in de gebouwen cognac wordt bewaard. In totaal vervliegt jaarlijks in de cognacregio het equivalent van 27 miljoen flessen cognac. De nog nieuw ogende cognacvaten die we maandag in Jarnac zagen achter de grote glazen wand van Courvoisier zijn puur decoratief en gevuld met water, volgens de wijnboer die echt op dreef begint te komen.
6 flessen cognac mee en 5 flessen pineau, dat is de eindbalans op het domein. De wijnboer geeft nog een extra fles pineau blanc vieux réserve mee om samen met Dominique op te drinken op het terras. Een aanbod waar we met graagte op ingaan.
Na een snelle hap stappen we om stipt 14 uur het Office du Tourisme van Jarnac binnen. Een dikbuikige bonhomme met een brede glimlach staat ons op te wachten. Vanmorgen net voor het ontbijt had ik onze komst bevestigd voor Le circuit du chêne. Hij vraagt ons waar we geparkeerd staan.
Waarom wil hij dat nu weten?
“Ik rij met een witte Citroën”, zegt hij.
Ok, en wij met een Audi, en de twee andere koppels met een Ford en een Renault, blijkbaar. Wat is dat hier? Een garage? Het autosalon?
“Ik rij voorop. Suivez moi.” De man verlaat het Office du Tourisme en gebaart ons hem te volgen. We rijden blijkbaar naar een andere locatie, niet met een minibusje, maar met onze eigen wagen. Dat is nog eens een originele excursie.
In de buurt van het echte productiecentrum van Courvoisier ligt de eerste stop. De witte Citroën draait het terrein van een houtzagerij op.
“Bon,” zegt de man, “deze excursie bestaat uit vier etappes: hout zagen, tonnen maken, cognac maken en uiteraard gaan we ook proeven.” Een brede lach verschijnt op zijn gezicht.
Hij leidt ons naar tientallen joekels van eiken stammen die liggen opgestapeld links op het terrein. De bomen komen van de vele parken en kasteeltuinen die de overheid bezit. De meeste kastelen zijn immers in bezit van de staat die ook instaat voor het onderhoud van de vele hectares groen er rond.
Vroeger werd het hout verkocht op openbare verkopen. Er werd een hoge prijs geroepen voor een lot bomen die door de afroeper per afroep werd verminderd. De eerste die zijn hand op stak, kreeg het lot voor de afgeroepen prijs. Een verkoop per ‘onderbod’ dus, in plaats van per ‘opbod’. Tegenwoordig moeten geïnteresseerden hun bod per gewone post doorsturen naar de overheid die de koop toekent aan de hoogste bieder. Weer een stuk charme kapot geadministreerd.
We wandelen verder naar de werkplaats. Een van de arbeiders trapt een enorme kliefmachine in gang en brengt met een elektrische lift een boomstam van meer dan een meter hoog tot onder de kliefbijl. Met een enorme kracht wordt het houtblok in tweeën gespleten. De man trekt met alle macht aan een van de helften zodat hij het stuk nog eens kan splijten. Vanaf dan begint het precisiewerk: de blokken worden gedraaid onder de bijl om er zo veel mogelijk stukken uit te halen die daarna naar de zagerij kunnen. Een belangrijke taak, want voleiken hout is duur. Gemiddeld kost een kubieke meter onverwerkte eikenboom 500 à 600 euro. Verspilling moet dus vermeden worden.
In de zagerij zien we een man de stukken in vier bewegingen in rechte planken zagen. Hij heeft nergens merktekens op zijn machine staan en toch slaagt hij er door ervaring in om op het zicht steeds planken van 33 millimeter dikte over te houden. Ongeveer de helft van de gekliefde blok valt bij het snijden weg en wordt verkocht als stookhout. Voor de geïnteresseerden: een bundel van ongeveer een kubieke meter ‘afvalhout’ kost 10 euro en wordt als je dat wil in je aanhangwagen gedropt door een van de arbeiders. Een boertje dat net na ons het terrein komt opgereden, laat zijn remorque volladen met tien bundels. 10 kuub hout voor 100 euro. Die man zit er warmpjes in deze winter.
Nadat het eikenhout is gezaagd, wordt het buiten gestapeld om in weer en wind te kunnen ‘drogen’. Na ongeveer drie jaar is het geschikt om er wijnvaten van te maken. Uiteindelijk zal de tonnenmaker beslissen welke planken hij zal gebruiken.
“De regio telt maar liefst 60 tonnenateliers waar op eenzelfde manier wijnvaten worden gemaakt zoals we nu gaan zien in etappe nr 2. Per jaar worden er 500 000 vaten per jaar gemaakt hier in de Charentes.”
Onze gids wordt er al even euforisch van als ik en lacht zijn gezelschap aanstekelijk toe. We hebben nog maar de eerste stap achter de rug en de namiddag kan voor mij al niet meer stuk. Met een dergelijk klein gezelschap van zo dichtbij de productie kunnen meemaken overklast op een half uur alle geleide bezoeken die ik ooit heb meegemaakt. Vaak overlaadt een gids je met eindeloos veel data, namen en andere historische blabla die je een minuut later al terug vergeten bent. Zinloos dus.
Uiteindelijk blijft over wat je zelf waarneemt. De eikengeur die op het terrein en zeker ook in de werkplaats hangt, zal ik nooit meer vergeten.
We volgen de witte Citroën naar de tonnenmakerij. De eikengeur dringt zich via de airco van de auto binnen nog voor we de auto geparkeerd hebben. In het open atelier staat een ton over een kleine vuurkorf waarin eiken blokken gestookt worden. Hoe heter de temperatuur wordt gebracht, hoe meer tannines de wijn zal bevatten die erin zal rijpen. Een wijnboer geeft de tonnenmaker daarom aan waarvoor hij de tonnen wil gebruiken.
Het hout van een wijnvat voor Cognac, Bourgogne, Bordeaux of andere wijnen is op zich hetzelfde, maar de manier waarop het wordt gemaakt en ook het formaat van de vaten verschilt van wijnstreek tot wijnstreek.
De werkman van het atelier demonstreert hoe hij een ton samenstelt met losse geschaafde planken, hoe de ringen erop worden geklopt en hoe ze vervolgens afgedicht wordt. Door de ton rond de vuurkorf te zetten en tegelijk het hout langs buiten vochtig te houden trekt de ton samen. De half openstaande ton trekt hij daarna met een kabel dicht aan de onderkant terwijl ze over het vuur blijft staan. Opnieuw wordt de ton nat gemaakt langs de buitenkant en worden de ringen vastgeslagen.
Op één werkdag kan de werkman ongeveer 8 vaten afwerken. Een titanenwerk waarmee hij ongetwijfeld een plekje bij Sinte Pieter zal verdienen.
De goedlachse man die ons al heel de tijd rondleidt in de wondere wereld van de productie van wijnvaten blijkt zelf de cognac- en pineaumaker van dienst te zijn voor etappe nr 3. In de distilleerruimte doet de eigenaar van Domaine Moine Frères het volledige productieproces van de cognac uit de voeten.
Daarna neemt hij ons opnieuw mee naar buiten, naar de opslagplaats van de wijnvaten voor een test. Met een pipet neemt hij cognac uit een vat. Hij vraagt ons om hem te vergelijken met een andere cognac die reeds vooraf stond ingeschonken. De wijn uit het vat is veel donkerder van kleur, lijkt veel ouder en ruikt in elk geval veel meer geconcentreerd dan de lichtere brandewijn die al was ingeschonken. Opnieuw komt de brede glimlach van de bonhomme naar boven. “Het is dezélfde cognac!” roept hij uitgelaten. De oranjebruine cognac komt uit een nieuw vat dat langer doorbrand werd bij de productie. Daardoor geeft het vat meer smaak af aan de cognac en krijgt de brandewijn ook een donkerder kleur.
Genoeg gepraat, er moet geproefd worden.
De man schenkt de ene na de andere pineau en cognac in en voor de kinderen heeft hij druivensap voorzien.
Het moet gezegd: de man weet wat cognac maken betekent. Zijn XO die twintig jaar vatrijping heeft gehad, smaakt goddelijk, maar ook zijn VSOP is zeker gezien zijn prijs een must have in je vitrinekast.
Even na 5 uur rijden we zijn domein uit. Meer dan drie uur heeft de rondleiding geduurd en ze was van begin tot einde boeiend. Het gedeelte over het productieproces van de cognac bevatte wel net iets te veel vakjargon om alles goed te kunnen vatten, maar het enthousiasme van onze ervaringsdeskundige maakte alles goed. Van 15 juni tot 15 september trekt de man er van maandag tot en met donderdag met een groepje geïnteresseerden op uit. Voor de prijs hoef je het alvast niet te laten: volwassenen betalen slechts 6 euro per persoon. Wat mij betreft dé aanrader als je een keer de cognacregio bezoekt.
(7 augustus 2014)
Geef een reactie