Om 12.45 uur komt een reisspecialist ons oppikken bij vader en moeder Sleeuwaert. Aan de bagage te zien lijkt het of we emigreren naar Oost-Oeganda met heel ons hebben en houwen.
We worden in goede staat gedropt in het ex-Sabenagebouw, proper gewassen en ontdaan van alle thuiszorgen. Aan de Escape-balie maken we kennis met een koppel waarvan de vrouw iets of wat weg heeft van Andrea Croonenberghs op leeftijd en de man, Johan genaamd, die duidelijk bovenmenselijke krachten heeft.
Hij geeft onmiddellijk en vooral ongevraagd tekst en uitleg bij de crash van een klein vliegtuigje op de startbaan. We kennen onmiddellijk het type, het aantal motoren, het merk deurklinken dat men doorgaans gebruikt bij dit soort tuigjes die bezwaarlijk vergeleken konden worden met hun Nederlandse broertjes omwille van deze en gene reden…
Na een kleine eeuwigheid zetten zijn lippen zich tot stilstand. Iemand die zijn kennis ongevraagd etaleert, noemen we sindsdien, naar analogie met Johnny en Marina, een Johan.
Na de mededeling dat we eerst nog een honderdtal Hollanders moeten ophalen op Schiphol zakt de moed ons in de schoenen. Twee uur later dan gepland zouden we aankomen in een pikdonker Caïro.
Onze Egyptoloog, Mohammed, die ons doorheen het prachtige Egypte zal leiden, spreekt tijdens de busrit naar het hotel voor het eerst over de eindbestemming van die dag: het Oberoi Hotel vlakbij de piramides. “We zullen daar aankomen binnen 32 minuten en 23 seconden.” Hij waarschuwt voor de strenge veiligheidsmaatregelen van de Egyptische overheid: “Laat al je revolvers, automatische machinegeweren en langeafstandsraketten best in je slaapkamer in het hotel.”
We arriveren uitgeput maar met een goed gevoel in het hotel in Caïro, een stad van 16 miljoen mensen met twee miljoen toeristen en twee miljoen mensen die volledig afhangen van het toerisme.
(10 januari 2003)
Geef een reactie