Pretparkgezinnen lopen als een volwaardige mierenkolonie af en aan tussen het hotel en de parking. Het is spitsuur in de inkomhal van het hotel. De securityregelneef die ons de voorbije dagen scande met een handscanner laat ons nu zonder meer binnen.
Aan zo’n stroom jolige vakantielui is geen beginnen aan, zie ik hem denken.
Als de security het echt zou menen, zou net nu gecontroleerd moeten worden, als iedereen met potentiële bomkoffers alle richtingen uit wandelt. Net als de militairen die je tegenwoordig overal tegenkomt, zijn de securityjongens er alleen maar voor het ‘gevoel van veiligheid’.
Het ontbijt is op deze dag des Heren nog steeds hetzelfde als de voorbije dagen. Met een zwaar nostalgisch gevoel denk ik terug aan de laatste zondagsbrunch met bijhorende champagne terwijl het haardvuur aanstekelijk knettert.
Het propje papier dat overblijft wanneer ik m’n plateau droog heb geveegd, deponeer ik op exact dezelfde plaats aan het buffet als gisteren, en ja hoor: mijn propje van gisteren ligt er ook nog steeds. We zonderen ons een beetje af in een tweede deel van de eetzaal en besmeren voor de laatste keer enkele afbakbroodjes.
Het inpakken van onze koffers duurt nog geen 5 minuten. Het aanmelden aan de security gate van Santa Fe, wanneer we Belinda en de kids opzoeken, neemt net iets langer in beslag. De securityvent vraagt naar papieren, gebaart om de koffer te openen en doet moeilijk over een aankomstdatum die niet blijkt te kloppen. Nogal logisch trouwens, want we komen helemaal niet aan vandaag. We vertrekken, en geen dag te vroeg, me dunkt.
We laten de auto achter op de parking van het hotel en wringen ons in de shuttlebus richting Disneyland. Het is zeer rustig in het park. De kinderen kunnen vier keer na elkaar in de Indiana Jones zonder noemenswaardig oponthoud.
Ondertussen bestellen we een koffietje in het winkeltje aan de uitgang van de attractie. We krijgen lichtbruin water dat geurt naar koude koffie en smaakt naar koude koffie die drie dagen geleden is uitgeschonken. Na een teug kieper ik het goedje tussen de struiken. Bah, wat een viezigheid. De laatste keer dat ik nog zo’n gore bak koffie dronk, moet tijdens mijn eerste jaar als leraar op het VTI van Lier geweest zijn.
Toen de onderdirecteur me op de eerste dag wegwijs maakte in de school, arriveerden we na een kwartiertje in de leraarskamer waar een groot deel van mijn toekomstige collega’s rondliep in een stofjas. Roken deden leerkrachten toentertijd nog gewoon in de leraarskamer en de laaghangende mist boven de tafels waar iedereen ’s middags zijn boterhammetjes binnen speelde zou me het daaropvolgende jaar blijven kenmerken. Na een dag lesgeven geurde ik net hetzelfde als na enkele uren op café zitten.
De onderdirecteur wees kort naar een grote citerne. ‘Daar kun je koffie nemen,’ zei de man op leeftijd. Op een andere plaats in de leraarskamer aan de bakjes van de leerkrachten, zag ik een koffieautomaat staan waar je voor 10 frank een koffiebekertje kon tappen. Ietwat verwonderd door de overdosis aangeboden cafeïne, vroeg ik waarom er een automaat stond, terwijl er ook gratis koffie werd aangeboden.
‘Dat zul je wel merken als je je eerste kop koffie van de tank drinkt,’ gniffelde de olijke vijftiger.
En inderdaad. Wanneer ik later die dag bij wijze van experiment een bodempje koffie dronk uit de citerne, had ik mijn besluit gemaakt voor de rest van het jaar: ik betaal liever 10 frank voor een doordeweekse koffie dan deze zwarte smeerolie nog een keer te moeten drinken, hoe gratis deze vrije donatie van de mannen van de ‘garage’ ook moge zijn.
Terwijl Belinda en Lars nog enkele attracties meepikken, ga ik met de andere kids naar The Village. Ik parkeer me in de Disney Store om wat gedachten te ordenen voor het reisverslag, terwijl de jongelui zich laten gaan in de winkels. Met enkele monteerbare laserzwaarden en andere Disney-goodies keren we rond de middag terug naar het park.
We sluiten af met nog maar eens een boottocht tussen de sprookjestaferelen met bonsaiboompjes. Een zuchtje van geluk wanneer ik voor de laatste keer een attractie instap, ontsnapt niet aan de aandacht van Belinda. De kinderen hadden zich gisteravond op de kamer blijkbaar hardop verwonderd over hoe ik maar niet begeesterd geraakte door de Disneymagie. Ze waren aan het fantaseren geslagen en hadden pistes bedacht om het voor mij een stuk aangenamer te maken in het park.
‘Wat als er ook scènes van The A-Team tussen hadden gezeten? Zou Tom het dan wel leuk vinden?’
Zo super lief dat ze het me naar mijn zin willen maken, maar het wederzijdse gevoel van niet begrijpen blijft. Alle kids hebben de tijd van hun leven, en daar kan ik alleen maar blij om zijn, maar ik snap er niks van: ze hebben in totaal een dik uur in attracties gezeten, maar wel al 3,5 dagen wachttijd achter de rug. Disney is duur en inefficiënt georganiseerd. Het eten is er doorgaans slecht tot zeer slecht en heel wat attracties zijn gesloten. Het is voor mij erger, dan ik had kunnen bedenken.
Onze vier dagen Disney eindigt tussen de prinsessen, tijdens een uitgebreide fotolunch in de buurt van het kasteel van Doornroosje. Ariël, Assepoester en Rapunzel glimlachen zich van tafel tot tafel en gaan met veel plezier met iedereen op de foto. Ook de prins die Assepoester begeleidt, stelt zich voor aan onze tafel: ‘Hello, I’m Prince Charming.’
Wanneer de jonge Disneymedewerkers binnenkort solliciteren bij een andere werkgever, omdat er kraaienpootjes boven hun tandpastalach zijn gekomen, beeld ik me in hoe de HR-verantwoordelijke zijn monkellachje probeert te verbergen als die de rubriek ‘ervaring’ leest in het c.v.: ‘prince charming (2015-2017)’.
Want ook al leeft iedereen hier ‘happily ever after’, de tand des tijds doet hier ook genadeloos zijn ding.
(6 november 2016)
Geef een reactie