Een mijnencomplex als museum

Het is duidelijk: we zijn nog lang niet klaar om genaturaliseerd te worden als Fransen. We eten vanmorgen immers het extra Franse brood op dat we gisteravond hebben gekocht. Geen gesocialiseer dus met de lokale Saint-Gillers.

Anderzijds zijn we hierdoor wel vroeger dan gebruikelijk op pad. Waar het op ons terras nog aangenaam genieten was van een zonnig ontbijt, lijkt het 20 meter verder aan de andere kant van de gite wel hoogwinter. Een koude mistral schuurt over de weiden rond de boerderij en herinnert ons eraan dat het bijna november is, ook hier in het volgens de perceptie steeds zonnige zuiden. Een lange broek, een hemd met lange mouwen en een fleece zijn net genoeg om de guurte buiten de houden.

Onze eerste stop zijn de mijnen van Val d’Enfer nabij Les-Baux-de-Provence. De mijnen waren al in de tweede eeuw voor Christus in gebruik. Grote Romeinse en middeleeuwse sites als Glanum en Les-Baux-de-Provence zijn gebouwd met de zachte steen die uit de mijn werd ontgonnen. Het uitzagen van grote stukken steen gebeurde met lange puntige zagen die telkens door één man bediend werden. Sinds de jaren 30 van de vorige eeuw zijn ze in onbruik geraakt, maar zijn ze wel beschermd als site.

Vandaag staan de mijnen ook bekend als de ‘Carrières de lumières’, meteen de reden van ons bezoek.

Geheel volgens de trend van het moment is het mijnencomplex volgestouwd met projectoren. Vergeet Gent als lichtstad of de straffe projecties op de kathedraal van Reims van deze zomer. De projecties in de Carrières de lumières zijn echt megalomaan, de grootste lichtshow die we tot nu toe gezien hebben. Op de acht meter hoge muren en zuilen worden kunstwerken geprojecteerd over de volledige lengte van het gangencomplex. Geen stukje blijft onbelicht. Zelfs de vloer wordt op ingenieuze wijze benut zonder dat de bezoekers zelf lange schaduwen gooien op het geprojecteerde beeld.

Bekend en minder bekend werk van Provençaalse meesters als Vernet, Monet, Renoir, Signac, Matisse, Dufy en Chagall komen in een vloeiende montage tot leven, afgewisseld met filmbeelden van het leven in het begin van de vorige eeuw en animaties die verder bouwen op elementen uit de schilderijen. Indrukwekkend. Je voelt je Alice in Wonderland, maar dan zonder ADHD-konijn met een klok. Je wordt echt in een andere wereld binnen getrokken, de wereld van de schilderkunst die in die periode enorm is geëvolueerd.

Verder in het mijnencomplex wordt ook  ‘Le testament d’Orphée‘ geprojecteerd, een film van Jean Cocteau uit 1959. De film werd destijds opgenomen op de site en op de plek waar de film tot een hoogtepunt komt, kun je nu als toeschouwer heden en verleden, feit en fictie in elkaar laten overvloeien. Echt de moeite dus, maar je moet wel snel zijn want de lichtinstallaties kun je slechts tot januari 2014 bezoeken.

In Saint-Rémy-de-Provence pikken we onze tweede Provençaalse markt mee en die van Saint-Rémy, die weten echt wel hoe ze de weinige toeristen moeten verblijden. De kramen met kruiden, olijven, groenten, knoflook en wijn zijn net postkaarten. Het marktaanbod evolueert ook mee met de seizoenen. In verschillende kramen gaan de paddestoelen vlot van de hand, kastanjes worden gepoft en het aanbod aan foie gras overstijgt duidelijk de vraag. Vlakbij staat een chanteuse Franse klassiekers te zingen. De terrassen zitten vol met pastis slurpende Saint-Rémy’ers en ook de toeristen doen met graagte mee.

Veel meer vakantiegevoel kun je uit een dorp niet uitpersen terwijl het in de ban is van een serieuze mistral.

Ook in Salon-de-Provence is het al mistral wat de klok slaat. In plaats van lekker buiten in het zonnetje te zitten, schurkt iedereen gezellig tegen elkaar aan onder een afgedekt terras of nog beter: binnen. Zelfs wij die toch wel redelijk wat gewoon zijn in België besluiten warmer oorden op te zoeken in brasserie ‘Au bureau’. De zaak is volledig ingericht in een retrostijl die ondersteund wordt door allerhande curiosa aan de muur. Toch ontkomen we ook in deze setting niet aan de felle flatscreens waar een of andere muziekzender bubblebutts op ons loslaat. Het is weliswaar goed voor de eetlust, maar je blijft wel in elke mogelijke zin op je honger zitten, zeker als de bediening op zich laat wachten.

De oude binnenstad verkennen we met een fotozoektocht voor kinderen. Aan de hand van foto’s van details van gebouwen, beelden en fonteinen vinden we onze weg. Bij elke foto hoort ook een vraag. Het is eens iets anders dan de uitgestippelde routes doorheen een stadscentrum waarbij je gewoon de tekens op de grond moet volgen. De kinderen vinden het in elk geval een topconcept.

Salon-de-Provence profileert zich als kunststad. Verspreid over de binnenstad vind je tientallen beelden en opstellingen die er best mogen zijn. De meest opvallende zijn de grote rode schijven van Felice Varini. Zijn werk “Double disc hollowed out by the roofs” kun je het best bewonderen van op het Château de l’Emperi. Met een rode aluminiumlaag bedekte de kunstenaar delen van gebouwen en bezienswaardigheden. Van op het uitzichtpunt op het kasteel vormen de rode vlakken twee grote rode schijven. Zelfs de oude klokkentoren is deels rood gekleurd. Meer dan 120 eigenaars moesten hun toestemming geven voor dit kunstwerk. In Vlaanderen zou dit onmogelijk zijn om te realiseren. Het nimby-gevoel is daarvoor jammer genoeg te groot.

Salon is ook de stad van Nostradamus. Deze apotheker leefde een dikke 400 jaar geleden lange tijd in de stad. Hij is vooral bekend van zijn visioenen die hem ertoe aanzetten voorspellingen (of profetieën) te doen. Ze waren meestal zo vaag geformuleerd dat ze eender wat kunnen betekenen, een beetje zoals de horoscopen. Toch zijn er ook enkele profetieën waarin hij redelijk concreet is. Zo voorspelt hij de naam Hitler en het onheil dat de man teweeg brengt. Nostradamus zat er slechts een letter naast en noemde hem ‘Hister’. Rune, altijd open voor een goed verhaal, luistert gefascineerd en gaat er al volledig in op.

Wanneer we terug aan de toeristische dienst aankomen, geven we onze antwoorden af, de jongeman kijkt gespeeld streng en geeft daarna de verlossende woorden dat we alles juist hebben. Een euforisch gevoel dat een combinatie is van een goede oude ‘Habemus papam‘ en de jaarlijks terugkerende boodschap ‘dat er ook dit jaar geen stoute kinderen zijn‘ maakt zich meester van de kinderen. Ze krijgen van de jongeman elk een zakje met postkaarten van de stad, een speld en een zakje snoep. Net zoals bij de goedheiligman is het niet belangrijk wat ze krijgen, wel dat ze iets krijgen. Ze zijn allebei zeer tevreden en wij dus ook.

Voor we ’s avonds aan de fondue beginnen, oefent Rune nog wat op zijn accordeon. De keuze voor het instrument ligt al een hele tijd vast. Hij wist al voor hij aan het eerste jaar notenleer begon dat het de accordeon zou worden. Wie zich zo overtuigd smijt tijdens zo’n jaar muzikaal droogzwemmen, en nadien nog steeds wil gaan voor de accordeon, een instrument met een redelijk steile leercurve, is een bijter. Toch hebben we hem de kans gegeven om ook iets anders te proberen. Het enige alternatief waar hij mee kwam, was de contrabas. Dat hebben we hem met muzikale (‘Een contrabas is een groepsinstrument, met een accordeon kun je zowel solo als in groep spelen.’) als logistieke redenen (‘Een contrabas neem je niet zo maar eventjes mee en past niet in onze auto’s’) uit zijn hoofd weten te praten. Nu ja, de accordeonkist neemt ook best wat plaats in, zo’n drie wijnkartons. Maar goed.  Ondertussen is hij na de initiatie knoppenwerk toe aan de eerste melodietjes. Nog even en hij krijgt een vaste stek op ‘Halle zingt’.

(30 oktober 2013)

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: