Om negen uur waren we zoals ondertussen traditie was geworden op pad naar een nieuwe parel tussen de wijngaarden.
We wisten dat het woensdag marktdag was in Saint-Remy. Naast de honderden Kodak-toeristen waren er gelukkig ook heel wat lokale mensen die hun voorraad kwamen inkopen om er diezelfde avond nog een half leger mee te voeden.
Ook al waren we nog nooit in Saint-Remy geweest, we zagen dat bijna de helft van de markt slachtoffer was geworden van toetoes (toeristische toegevingen). Of wat dacht je van keramieken krekels die ook effectief tsjirpen als je er voorbij komt, niet één krekel, nee, een kraam met wel honderd van die enerverende krekels. Of de industriële nepbrocant met een Provençaals sausje. Je kunt het zo gek niet bedenken of je vindt het in Saint-Remy.
Ondanks dit soms kunstmatig geënsceneerde Provence-gevoel kun je er niet om heen dat Saint-Remy een ware aanval inzet op je zintuigen met authentieke producten. Bijna overal kun je proeven van lokale lekkernijen, de fotomomenten stapelen zich op bij het zien van de kleurenpracht van de uitgestalde producten en de zuiderse geuren worden huizenver gedragen door de wind die zich een weg zoekt tussen de marktbezoekers.
Nog geen kwartier nadat we de markt achter ons hadden gelaten, parkeerden we de auto op een van de schaarse parkeerplekken van Les Baux de Provence. Ook Les Baux had de Amerikaanse dollars en de Duitse en Nederlandse euro’s de voorbije jaren graag zien komen en had ten behoeve van al dat uitheemse volk heel wat toetoes gedaan. Toch is geen enkel dorpje dat we bezochten er zo in geslaagd de toetoes zo te integreren in het authentieke karakter. Geen felle lichtreclames of lelijke veelkleurige reclamepanelen die het straatbeeld ontsieren; alle rommel werd in een aangepast, niet te opdringerig decor aangeprezen.
Na aardig wat klimwerk bereikten we de citadel waar net een demonstratie begon van middeleeuws wapentuig. We waren onder de indruk, enfin Els, Rune en ik dan. Finn was meer geïnteresseerd in de fijne steentjes waar wij even later ons een eind over zouden duwen met de buggy. De onderkoning van de ‘cajoux’ wilde zich laten gelden.
’s Middags zochten we zoals vertrouwd een plekje voor een lichte maaltijd. Op zich geen probleem met alle toetoes zul je denken. Ware het niet dat de toetoe van dienst ook nog eens kindvriendelijk moet zijn, wat echt wel een noodzaak is, wil je vermijden dat de twee koters de tent op zijn kop zetten.
Er moest dus én een (microgolf)oven zijn om het eten van Finn op te warmen én er moest een (kinder)menu zijn dat Rune niet te veel afschrikte. De brave toetoes hadden allemaal wel een kindermenu, maar overal waar we al waren geweest, was dat hetzelfde: steak haché met pommes frites en een glace om mee te eindigen. Je kunt een kind toch geen week lang laten overleven op frieten! Een vraag om te variëren op het kindermenu door bijvoorbeeld de frieten te vervangen door (warme) groenten, lag zeker niet in elke toetoe voor de hand. Rune koos dus meestal voor een gerecht voor volwassenen: een salade, hartige pannenkoeken …
Van het pittoreske Les Baux tuften we verder naar Arles. Drie highlights wilden we zeker bezoeken: de Saint-Trophime, het amfitheater en Les Alyscamps.
De stilte van de Saint-Trophime (de achtergrondgezangen niet meegeteld) stak serieus af tegen het skateboardgekletter van een tiental jongeren die zich voor het nabij gelegen Hôtel de Ville amuseerden.
Even later wandelden we in de kloostergang en ook daar leken we compleet onttrokken uit het stadsgewoel. Rune probeerde zoveel mogelijk dieren en andere figuren te herkennen in de kapitelen van de zuilen in de kloostergang. Finn ging op en neer telkens hij een niveauverschil tegenkwam. Was het een trede, een bankje of een lage muur: overal moest hij op geweest zijn anders leek de vakantie niet geslaagd. Tijdens de autorit terug naar het domein bleek ook telkens dat hij echt ‘op’ was van de geleverde klimprestaties.
Nog snel enkele kaartjes gekocht voor het thuisfront voor we naar het amfitheater trokken. 5,5 euro inkom was wel even slikken, zeker toen we na tien minuten ontgoocheld terug buiten stapten. Van het authentieke interieur was er nog maar weinig te zien; ook hier had men toetoes gedaan om concerten, maar vooral ook stierengevechten te kunnen organiseren. Het gevolg: geen enkele stenen zitplaats was nog zichtbaar. Bovenop wat vroeger de publieksruimte was, stond nu een stalen megaconstructie die 20 000 mensen plek moest geven tijdens een of ander schouwspel.
Onze derde stop was dan weer een welkom rustpunt: Les Alyscamps. Bejubeld door Van Gogh, bezongen door menig chansonnier en beklommen door Finn. We waren weer zo goed als alleen in deze oase van rust. Van rust was even geen sprake toen Rune (en later ook Finn) de galm in een van de kapelletjes achteraan de dodenavenue wilde testen. We denken dat de mevrouw aan de kassa Ik ben kabouter Plop en Piet Piraat ook wel gehoord zal hebben.
’s Avonds was het ‘kaartschrijftijd’ toen Finn en later ook Rune de dag voor de nacht hadden ingeruild. Het moment om enkele minder fortuinlijken te herinneren aan je bestaan. Ongetwijfeld had de rode Saint-Maurice er iets mee te maken die op een glas na in een ander vat was verdwenen, maar de inspiratie kwam vlotjes.
Op een kaartje met vier oude dametjes die in een eindeloze discussie leken te zitten terwijl één van hen er bij zat met haar hand voor de mond in een existentiële overpeinzing kwam de volgende tekst:
Geachte heer Leterme
Teneinde een oplossing te vinden voor de splitsing van BHV hebben we zoals door u gevraagd enkele internationale waarnemers gecontacteerd.
Tot mijn spijt moeten we u meedelen dat noch in de Bourgogne, noch in de Provence men tot een oplossing is gekomen waarachter iedereen zich kon scharen.
De foto op de ommezijde toont aan dat de discussie bij tijden heftig was.
Met vriendelijke groeten
Tom, Els, Rune en Finn
Op een kaartje met een close-up van drie stieren in de Camargue:
Drie stieren wachtend op een trein,
het kunnen niet altijd koeien zijn.
(21 mei 2008)
Geef een reactie