De ochtend komt vandaag zo traag op gang dat het wel zondag lijkt. Wie ons niet kent, zou zweren dat we allevier fanatiek lid zijn van de Waalse socialistische spoorwegvakbond. In de voormiddag is er niet direct iets gepland, in de namiddag gaan we naar het strand en naar de Mont Saint-Michel en het is al van ’s ochtends mooi weer. Aan alle voorwaarden is voldaan om reeds vroeg een staking van alle activiteiten af te kondigen.
Een boekje lezen op de ligzetel, terwijl de zon al ijverig gaten brandt in de hemelse schapenvacht, is naast de voormiddagplons in het zwembad het enige dat meldenswaardig is, en dan nog.
Tegen brunchtijd is het wolkendek al grotendeels opgebrand. De zon verwarmt de kiezel van het tuinterras. Naast de gebruikelijke baguettetapas, zijn er kleine taartjes van lokale makelij. Ook de vakantie-Bialetti staat weer vrolijk te pruttelen om ons een kwartier later finaal wakker te krijgen.
De Bialetti moet ongeveer de meest pure koffie-ervaring zijn die een koffieliefhebber kan hebben. Geen filters, geen elektriciteit, maar ook niet de ellende van het opschenken van water. Gewoon het onderste deel vullen met water, de gemalen koffie in het geperforeerde middenstuk scheppen en afstrijken aan de rand om de dosis cafeïne van je koffie zo maximaal mogelijk te krijgen en tot slot het koffiekannetje erop vijzen. Een tiental minuten later begint de koffie heerlijk te pruttelen. De eerste prutteltjes die ontstaan wanneer de koffie zich via het kokertje een weg baant tot in de koffiekan, zijn al even schattig als de klokjes die je hoort als je een volle fles wijn begint in te schenken.
Toch heeft de Bialetti tussen de vakantieperiodes in plaats moeten ruimen voor George Clooney sinds ik van Els een Nespresso-apparaat heb gekregen voor m’n verjaardag. In minder dan een halve minuut heb je een heerlijke espresso, ideaal als je net voor je in je auto stapt ’s ochtends nog even je pupillen wil vergroten. De tijdwinst haalt het van de charme in tijden van fileleed, maar tijdens zomerse brunches mogen de klassiekers terug van onder het stof.
Pas rond twee uur zoeken we andere oorden op. De kinderen willen absoluut visjes, garnalen en ander zeegrut vissen aan het strand. In Carolles gaan ze met hun nieuwe schepnet ijverig aan de slag, terwijl mama op het strand en papa op een nabij gelegen terras espresso slurpend opnieuw de vakantielectuur in duiken. Een kleine anderhalf uur zijn de kinderen zoet in de plassen op het strand. De stofzuigmethode waarbij de bodem strook per strook wordt afgeschraapt, blijkt het best te werken. Het resultaat wordt trots getoond alsof ze net een eland met een metersgroot gewei hebben geschoten. Rune en Finn als sportvissers die na het vissen lichtelijk de grootte van hun vangst overdrijven. Als we Finn mogen geloven hebben ze een krab gevangen die groter is dan het emmertje waar het beestje in zit. Schattig om zien.
De gevangen zeefauna krijgt gratie op stil aandringen van pa en ma en wordt opnieuw uitgezet in een strandplas enkele tientallen meters verderop. In de geschiedschrijving van deze generatie garnalen zal 31 juli geboekstaafd staan als de dag van de grote verhuis door toedoen van een dubbelgod.
Zo moet het ene Aubert, een monnik uit Normandië, ook vergaan zijn rond 700 na Christus. De aartsengel Michaël verscheen tot drie keer toe voor Aubert en beval hem een kerk te bouwen boven op een rots. Aubert was blijkbaar redelijk handig want in een jaar tijd bouwde hij een kapel voor 100 mensen. In de jaren daarna werd de kapel uitgebreid tot een kerk en bouwden de Normandiërs woningen aan de voet van de rots.
Volgens de geromantiseerde geschiedschrijving ontstond zo de Mont Saint-Michel, het fascinerende rotseiland op ongeveer een kilometer van de kust van Normandië ter hoogte van Avranches.
Tot voor kort was Mont Saint-Michel een getijdeneiland dat alleen bereikbaar was bij laagwater, en bij vloed omringd werd door water. Vandaag de dag is het eiland permanent bereikbaar zonder natte voeten.
We nemen een van de vele gratis pendelbussen op de grote parking op enkele kilometers van het eiland. Na 5 minuten staan we aan de voet van het rotseiland.
De bussen rijden af en aan, maar kunnen aan het eiland zelf niet draaien omdat de ruimte er te beperkt is. Daarom hebben ze net als bij een tram een plek voor de chauffeur aan de voorkant en de achterkant van de bus.
Mont Saint-Michel bezoek je best heel vroeg op de dag ofwel heel laat. Tussenin wordt het opgeslokt door toeristen die zich door de smalle straatjes wringen als vers gemalen vlees door varkensdarmen in een lokale boucherie. Het eindresultaat oogt trouwens een stuk minder fraai dan de malse worst die de slager nadien trots in zijn koeltoog legt.
We arriveren rond 17 uur en maken de laatste stuiptrekkingen mee van de toeristenmassa die zich uitgeput en uitgewrongen stort op de eetkraampjes met fastfood-rommel. Met een plastic bak friet in de hand of een gore beker fluoriserend fris gaan ze zonder complexen midden op straat de rest van de mensenstroom hinderen. Waarom niet? Toen ze vanmiddag zelf de berg op wilden, stonden de voormiddagtoeristen ook de boel te blokkeren.
Gezien mijn gruwelijke hekel aan gelanterfant, duiken we zo snel we kunnen een zijstraat in om de mensenworst te vermijden. Na honderden treden bereiken we tien minuten later de abdij.
Komt het door het gevorderde uur of door het entreegeld dat je moet neerleggen als je de architecturale pracht van de abdij wil bewonderen, maar we lopen in verschillende delen van de abdij bijna alleen rond. Zalig!
Komen die toeristen dan alleen maar voor de bakken friet en de postuurtjes die je in de tientallen souvenirwinkeltjes kunt kopen?
Het zicht op de ‘woestijn’ rond de berg is prachtig. Met springtij komt de zee nog steeds tot aan de voet van de rots. Het getij komt dan snel op, ook al blijft het zeer ondiep rond de rots.
De abdij is een aaneenschakeling van gangen, ruimtes en open plekken die je bijna allemaal vrij kunt bezoeken. Op ongeveer een half uur ben je rond.
Toch blijft het zicht op het volledige eiland van op afstand het meest memorabel. We nemen niet de pendelbus terug, maar wandelen over de lange wandelbrug richting parking. Het is sterker dan we konden vermoeden, maar geregeld draaien we ons om om nog eens naar het eiland te kijken. Iedere keer valt ons iets anders op en lijkt ook de setting te veranderen.
Na geslaagd menu in La ferme Saint-Michel laten we de Mont Saint-Michel achter ons. We kijken nog een keer om. De zon staat groot en fel achter het eiland. Een plaatje dat zo op een placemat kan voor de toeristen die morgen de stad bezoeken.
(31 juli 2014)
Geef een reactie